5
Gebruik van uw koelkast
De werkingstemperatuur
instellen
De werkingstemperatuur wordt geregeld
via de temperatuursturing.
1 = Laagste koelinstelling (Warmste
instelling)
MAX = hoogste koelstand (koudste
instelling)
Warm
Kies een stand afhankelijk van de
gewenste temperatuur.
De binnentemperatuur hangt ook af van de
omgevingstemperatuur, hoe vaak de deur
geopend wordt en de hoeveelheid voedsel
die in de koelkast bewaard wordt.
Wanneer u de deur vaak opent, stijgt de
temperatuur in de koelkast.
Het is daarom raadzaam om de deur na elk
gebruik zo snel mogelijk te sluiten.
De normale bewaartemperatuur van uw
apparaat moet -18 °C (0 °F) bedragen.
Als de thermostaatknop naar links wordt
gedraaid vanuit stand 1, wordt het toestel
uitgeschakeld en hoort u een klikgeluid. U
kunt lagere temperaturen krijgen door de
thermostaatknop in richting van stand 4 te
draaien.
Wij raden aan de temperatuur met een
nauwkeurige thermometer te controleren
zodat u zeker weet dat in de gewenste
Cold
temperatuur in de bewaarvakken wordt
gehandhaafd. Lees de temperatuur van
de thermometer onmiddellijk af. Deze stijg
namelijk snel wanneer u de thermometer
weer uit de vriezer haalt.
Indicatorlampjes
Binnenin het apparaat bevinden zich
drie indicatorlampjes. Deze geven de
werkingsmodus van de diepvriezer weer.
Geel lampje
Brandt wanneer de fast-freeze-schakelaar
(4) is ingeschakeld en blijft totdat de fast-
freeze-werking wordt uitgeschakeld.
De functie Fast Freeze (snelvriezen) is
bedoeld voor het invriezen van verse
etenswaren (zie het hoofdstuk over het
invriezen van verse etenswaren).
13
NL
3
4
2
1
MAX.