Gebruik
OPMERKING: deze gebruiksaanwijzing geldt voor
verschillende uitvoeringen van het toestel. Het is
mogelijk dat er kenmerken worden beschreven
die niet van toepassing zijn op uw toestel
Luchttoevoer
Bij gebruik van de afzuigkap dient er in de ruimte
altijd een luchttoevoer aanwezig te zijn, waardoor
verse lucht kan toestromen. Het aanvoeren
van verse lucht kan geschieden door een raam
te kantelen, een deur te openen of door een
toevoerrooster aan te brengen.
Hoe groot de keuken of de ruimte met open keuken
ook is, er kan slechts zoveel lucht uit de ruimte
worden afgezogen als er wordt aangevoerd. Te
weinig luchttoevoer kan een rendementsverlies
van 50% en meer veroorzaken.
Door te weinig luchttoevoer kan terugslag
ontstaan in andere aanwezige afvoerkanalen,
zoals bijvoorbeeld het rookafvoerkanaal van de
open haard of andere verbrandingstoestellen.
Dit veroorzaakt een vergiftigingsgevaar door
teruggezogen gassen en verbrandingsgassen.
Bij gelijktijdig gebruik van de afzuigkap en
toestellen gevoed met energie, anders dan
elektrisch, mag de onderdruk in de ruimte niet
groter zijn dan 4 Pa (=0,04 mBar).
Veiligheid
• Alleen onder voortdurend toezicht mag onder
de afzuigkap gefrituurd worden.
• Flamberen onder de afzuigkap is in geen geval
toegestaan.
• In geval van brand schakel altijd uw afzuigkap
uit.
• Blus brandende vetten nooit met water, maar
dek de pan af met een passend deksel of een
blusdeken.
Tips
De keukendampen worden het meest doeltreffend
verwijderd door:
• Inschakelen van de afzuigkap enkele minuten
voor de aanvang van het koken.
• Uitschakelen van de afzuigkap ongeveer 10
minuten na het beëindigen van het koken (Uit-
schakelen met naloopstand).
• Vermijd elke tocht boven het kookvlak.
• Plaats uw kookgerei zodanig dat opwellende
dampen onder het aanzuigoppervlak van de
kap terechtkomen.
• Koken met inductie: de intensiteit van afzuig-
kap en kookplaat zo laag mogelijk instellen om
overproductie van dampen te beperken.
Bediening
① aan / uit toets
② snelheid verlagen
⑤ en ⑥ indicatie lampjes snelheid
③ snelheid verhogen
④ verlichting
Ventilator in- en uitschakelen
Om de motor in te schakelen drukt u op toets ①.
De afzuigkap wordt altijd opgestart op de laatst
gebruikte functie (verlichting en/of motor).
Auto-Stop
Om te vermijden dat de afzuigkap aan zou blijven
staan, wordt de motor automatisch na 3 uur
uitgeschakeld (enkel indien tijdens die 3 uur de
bediening niet werd gewijzigd). De motor wordt
uitgeschakeld. De verlichting van de afzuigkap
blijft branden.
Uitschakelen met naloopstand
Om de naloopstand in te stellen drukt u éénmaal
op toets ①. Het eerste indicatie lampje knippert,
de andere indicatie lampjes branden op de laatst
ingestelde stand. Na 10 minuten schakelen motor
en verlichting automatisch uit.
Uitschakelen zonder naloopstand
Tweemaal drukken op toets ①.
Ventilatorsnelheid
Om de snelheid te verlagen drukt u op toets ②.
Om de snelheid te verhogen drukt u op toets ③.
De indicatie lampjes geven de snelheid aan die in
werking is.
Drie groene indicatie lampjes ⑤ geven stand één
tot drie aan, een rood indicatie lampje ⑥ geeft de
'POWER' stand aan.
De 'POWER' stand wordt enkel gebruikt bij een
sterke ontwikkeling van geur, rook of damp.
Rekening houdend met de grote afvoer van lucht
bij deze stand, moet het gebruik tot een minimum
herleid worden.
De 'POWER' stand keert na 6 minuten auto-
matisch terug naar snelheid drie.
Een zelfherstelend thermocontact zorgt ervoor dat
de motor bij oververhitting wordt uitgeschakeld.
Na afkoeling zal de motor weer inschakelen. Het
vaststellen van de oorzaak van de oververhitting is
NL 3