• draaiende waterborstel: ontworpen voor de reiniging van kwetsbare oppervlakken;
• straalbuis reiniging vloeren.
ATTENTIE
• Niet adequate optionele hulpstukken compromitteren de werking van de waterreiniger en kunnen hem
gevaarlijk maken. Gebruik uitsluitend originele, optionele hulpstukken die goedgekeurd zijn door de
Fabrikant.
Met betrekking tot de algemene voorschriften, de veiligheidswaarschuwingen, de installatie en het
onderhoud van de optionele hulpstukken wordt verwezen naar de bijbehorende documentatie.
4 INSTALLATIE
4.1 Montage van de Hulpstukken
a) Plaats het stuur (3) op het hoofddeel van de waterreiniger. Controleer of het stuur tot het einde toe
in het hoofddeel van de waterreiniger gestoken is (de frontale oppervlakken moeten zich op één lijn
bevinden). Bevestig het stuur met de 2 bijgeleverde schroeven (kruisschroevendraaier niet bijgeleverd).
Operatie A van Afb. 2.
b) De versie is uitgerust met een straalbuis (28) waarop via een bajonetaansluiting een standaard kop met
mondstuk (27) kan geplaatst worden of een draaiende kop met mondstuk (18).
Monteer één van de twee koppen in functie van het werk dat u wenst uit te voeren. Plaats hem in de
straalbuis en draai hem in wijzerzin tot volledige blokkering van de aansluiting. Blokkeer hem tot slot
door de Securfix moer (11) te roteren in wijzerzin. Operatie I op Fig. 2.
Voor demontage moet de Securfix moer (11) losgedraaid worden in tegenwijzerzin, moet de kop in de
zitting van de straalbuis gedrukt worden en geroteerd worden in tegenwijzerzin totdat hij gedeblokkeerd
wordt. Verwijder de kop vervolgens volledig. Operatie H op Fig. 2.
c) Rol de hogedrukleiding (23) af. Sluit het aansluitelement met de snelkoppeling (24) aan op het
aansluitelement van de wateruitgang (8). Vastschroeven en spannen. Operatie C van Afb. 3.
d) Schroef het uiteinde van de hogedrukleiding (23) (zijde zonder snelkoppeling) aan op het schroefdraad
van het waterpistool (14). Tot het einde vastschroeven met twee vaste sleutels van 17 mm (niet
bijgeleverd). Operatie D van Afb. 3.
4.2 Controle en Aansluiting op de Waterleiding
WAARSCHUWING
• De watertoevoer moet in staat zijn een voldoende capaciteit te garanderen voor de waterreiniger.
Raadpleeg hiervoor de waarden die in de tabel met technische gegevens staan.
In geval van twijfel richt u zich tot een Gespecialiseerd Technicus.
• Voorzie de waterreiniger niet van water met een temperatuur van meer dan 40 °C/98 °F of minder
dan 5°C/41°F.
• De druk van het toevoerwater mag niet hoger zijn dan 8 bar/116 psi
• Stel de waterreiniger niet in werking bij een aanzuigdiepte van meer dan 0 m/ 0 ft.
• Stel de waterreiniger niet in werking zonder watertoevoer.
• Voorzie de waterreiniger niet van zout of onzuiver water. Mocht dit toch gebeuren, laat de
waterreiniger dan enkele minuten met schoon water werken.
ATTENTIE
• Houd u aan de voorschriften met betrekking tot de aansluiting op de waterleiding die van kracht zijn in
het land van installatie van de waterreiniger.
4.3 Controle en Aansluiting op het Elektriciteitsnet
ATTENTIE
• Laat door een Gespecialiseerd Technicus controleren of de elektriciteitstoevoer van uw installatie
overeenkomt met de gegevens op het identificatieplaatje (7) dat zich op de waterreiniger bevindt. Met
66
name de voedingsspanning mag niet meer dan ± 5 % afwijken van de op het plaatje vermelde waarde.