Aandrijfeenheid
Productnummer
Nominaal continu
vermogen
Draaimoment aan de
aandrijving max.
Nominale spanning
Bedrijfstemperatuur
Bewaartemperatuur
Beschermingsklasse
Gewicht, ca.
1)
Fietsverlichting
2)3)
Spanning ca.
maximaal vermogen
– Voorlicht
– Achterlicht
1) Afhankelijk van wettelijke regelingen niet in alle, per land ver-
schillende uitvoeringen via accu van eBike mogelijk
2) De hoogte van de spanning is vooraf ingesteld en kan alleen door de
fietshandelaar gewijzigd worden.
3) Let er bij het vervangen van de lampen op of de lampen met het
Bosch eBike-systeem compatibel zijn (vraag uw fietshandelaar) en met
de opgegeven spanning overeenkomen. Er mogen alleen lampen met
dezelfde spanning vervangen worden.
Verkeerd geplaatste lampen kunnen vernietigd worden!
Montage
Accu plaatsen en uitnemen
Voor het plaatsen van de eBike-accu in de eBike en voor het
uitnemen dient u de gebruiksaanwijzing van de accu te lezen
en in acht te nemen.
Snelheidssensor controleren (zie afbeelding A)
De snelheidssensor 2 en de bijbehorende spaakmagneet 3
moeten zodanig gemonteerd zijn dat de spaakmagneet bij een
omwenteling van het wiel op een afstand van minimaal 5 mm
en maximaal 17 mm langs de snelheidssensor beweegt.
Opmerking: Is de afstand tussen snelheidssensor 2 en
spaakmagneet 3 te klein of te groot of is de snelheidssensor 2
niet juist aangesloten, dan valt de snelheidsmeterindicatie uit
en de eBike-aandrijving werkt in het noodloopprogramma.
Draai in dit geval de schroef van de spaakmagneet 3 los en be-
vestig de spaakmagneet zo aan de spaak dat hij op de juiste af-
stand voorbij de markering van de snelheidssensor komt. Ver-
schijnt ook daarna geen snelheid op de
snelheidsmeterindicatie , neem dan met een geautoriseerde
fietsenhandelaar contact op.
Bosch eBike Systems
Drive Unit CX
0 275 007 037
W
250
Nm
75
V
36
°C
–5...+40
°C
–10...+50
IP 54 (stof- en spat-
waterbescherming)
kg
V
6/12
W
8,4/17,4
W
0,6/0,6
Gebruik
Ingebruikneming
Voorwaarden
Het eBike-systeem kan alleen geactiveerd worden als de vol-
gende voorwaarden vervuld zijn:
– Een voldoende geladen accu is geplaatst (zie gebruiksaan-
wijzing van de accu).
– De boordcomputer is juist in de houder geplaatst (zie ge-
bruiksaanwijzing van de boordcomputer).
– De snelheidssensor is correct aangesloten (zie „Snelheids-
sensor controleren", pagina Nederlands–2).
4
eBike-systeem in- en uitschakelen
Als u het eBike-systeem wilt inschakelen, heeft u de volgen-
de mogelijkheden:
– Is de boordcomputer bij het aanbrengen in de houder al in-
geschakeld, dan wordt het eBike-systeem automatisch in-
geschakeld.
– Druk bij een geplaatste boordcomputer en geplaatste
eBike-accu een keer kort op de aan/uittoets van de boord-
computer.
– Druk bij een geplaatste boordcomputer op de aan-/uit-
toets van de eBike-accu (zie gebruiksaanwijzing van de
accu).
De aandrijving wordt geactiveerd zodra u op de pedalen trapt
(behalve bij de functie duwhulp, zie „Hulp bij het lopen in- en
uitschakelen", pagina Nederlands–3). Het motorvermogen
richt zich naar het ingestelde ondersteuningsniveau aan de
boordcomputer.
Zodra u bij normaal gebruik niet meer op de pedalen trapt of
zodra u een snelheid van 25 km per uur heeft bereikt, wordt
de ondersteuning door de aandrijving van de eBike uitgescha-
keld. De aandrijving wordt automatisch weer geactiveerd zo-
dra u op de pedalen trapt of de snelheid onder 25 km per uur
daalt.
Als u het eBike-systeem wilt uitschakelen, heeft u de volgen-
de mogelijkheden:
– Druk op de aan-/uittoets van de boordcomputer.
– Schakel de eBike-accu aan de aan-/uittoets uit (zie ge-
bruiksaanwijzing van de accu).
– Verwijder de boordcomputer uit de houder.
Als de eBike zo'n 10 minuten lang niet beweegt en er geen
knop op de boordcomputer wordt ingedrukt, zal het eBike-sy-
steem zichzelf automatisch uitschakelen om energie te be-
sparen.
eShift (optioneel)
Onder eShift verstaat men de integratie van automatische
schakelsystemen in het eBike-systeem. De eShift-componen-
ten zijn door de fabrikant elektrisch met de aandrijfeenheid
verbonden. De bediening van de automatische schakelsyste-
men is in de gebruiksaanwijzing van de boordcomputer be-
schreven.
Nederlands–2
0 275 007 PDC | (13.4.16)