11. HANDLEIDING VOOR PROBLEEMOPLOSSING
GEVAL 1. STARTFOUT:
CONTROLEER OF HET IJSPREVENTIESYSTEEM NIET WERKT.
Controleer brandstof op water of
ondermaats mengsel.
Controleer op verzopen motor.
Controleer de vonk.
GEVAL 2. GEBREK AAN VERMOGEN / SLECHTE VERSNELLING / RUW STATIONAIR
Controleer brandstof op water of
ondermaats mengsel.
Controleer luchtfilter en brandstof
filter voor verstopping.
Controleer carburateur op
slechte afstelling.
GEVAL 3. ER KOMT GEEN OLIE UIT
Controleer olie op
ondermaatse kwaliteit.
Controleer oliedoorgang
en poorten voor verstopping.
Neem contact op met een servicewinkel in de buurt als u meer onderhoud nodig heeft.
12. OPSLAG
1. Ledig de brandstoftank en laat de motor zonder brandstof stilvallen.
2. Leeg de olietank.
3. Reinig de gehele eenheid.
4. Bewaar het apparaat op een droge plaats buiten het bereik van kinderen.
Vervang door de juiste brandstof.
Verwijder en droog de bougie.
Trek vervolgens opnieuw aan de starter zonder
choke.
Vervang door een nieuwe bougie.
Vervang door de juiste brandstof.
Reinig.
Stel snelheidsnaalden opnieuw in.
Vervang.
Reinig.