9. ONDERHOUD
Onderhoud, vervanging of reparatie van het toestel dient worden
uitgevoerd door een erkende technieker.
WARNING
Voordat u het apparaat reinigt, inspecteert of repareert,
moet u ervoor zorgen dat de motor is gestopt en koel is.
Koppel de bougie los om te voorkomen dat de motor start.
■ ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK
1. Luchtfilter
Stof op het filteroppervlak kan verwijderd worden door met
een hoek van de filter tegen een hard oppervlakt te tikken.
Om vuil in de mazen te verwijderen, doet u de
filter open in twee helften en was deze in benzine.
Wanneer u blaast met perslucht doe dit van binnenuit. (F27)
Om de helften van de filter in elkaar te zetten,
drukt u op de rand tot het klikt.
NOTE
Let er bij het installeren van de hoofdfilter op dat de groeven
op de filterrand correct passen met de uitsteeksels op het
cilinderdeksel.
2. Oliepoort
Demonteer het zaagblad en controleer de oliepoort op
verstopping. (F28)
(1) Oliepoort
3. Zaagblad
Wanneer het zaagblad is gedemonteerd verwijder zaagsel
in de groef en de oliepoort. (F29)
Smeer het tandwiel op de punt van het zaagblad via de
vetopening. (F30)
(1) Oliepoort
(2) Vetopening
(3) Tandwiel
4. Anderen
Controleer op brandstoflekkage en losse bevestigingen en
schade aan belangrijke onderdelen, met name handgrepen
en montage van het zaagblad. Als er defecten worden
gevonden, zorg er dan voor dat ze worden gerepareerd
voordat u de zaag opnieuw gebruikt.
■ PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN
1. Cilindervinnen
Verstopping van stof tussen de cilindervinnen veroorzaakt
oververhitting van de motor.
Controleer en reinig regelmatig de cilindervinnen na het
verwijderen van het luchtfilter en het cilinderdeksel.
Let er bij het installeren van het cilinderdeksel op dat
de schakeldraden en doorvoertules correct op hun
plaats zitten. (F31)