Wanneer de alarmtoon wordt weergegeven (vb. u heeft als bovenste temperatuur-
grens een temperatuurwaarde van +30.0 °C ingesteld en de meetwaarde stijgt boven
deze grens), dan wordt de alarmtoon stopgezet door kort op de toets „alarm" (14)
te drukke.
g) Temperatuurwaarde voor het temperatuuralarm instellen
—
Druk kort op de toets „" (11) of „" (12) tot de aanduiding „
—
Kies de gewenste buitensensor met de toets „channel" (15).
—
Druk een- of tweemaal op de toets „alarm" (14) om de bovenste temperatuur-
grens (symbool „
selecteren.
—
Schakel het overeenkomstig temperatuuralarm in (of uit) door kort op de toets
„" (11) of „" (12) te drukken.
Bij een uitgeschakeld temperatuuralarm wordt „OFF" weergegeven.
Bij ingeschakeld temperatuur-alarm wordt een temperatuurwaarde
weergegeven.
—
Houd de toets „alarm" (14) zolang ingedrukt tot de temperatuurwaarde knippert,
laat de toets dan opnieuw los.
—
Stel de temperatuurwaarde met de toetsen „" (11) of „" (12) in (voor snelle
verstelling telkens de toets langer ingedrukt houden).
—
Druk kort op de toets „alarm" (14) om de instelling op te slaan en de instelmodus
te verlaten.
h) Tendensaanduiding voor de binnen-/buitentemperatuur
De pijlsymbolen rechts naast de binnen-/buitentemperatuur geven telkens de
tendens van de meetwaarden weer:
Stijgend
132
") of de onderste temperatuurgrens (symbool „
Gelijkblijvend
" knippert.
Dalend
") te