g) Automatische sturing van het koel-/verwarmingsapparaat
De besturing gebeurt afhankelijk van de instelling in functie "F8", zie hoofdstuk 8. f).
Afhankelijk van de aangesloten apparaten moet ofwel bedrijfsmodus "0'' of "1" worden geselecteerd. In
regel moet bedrijfsmodus "0" (basisinstelling) voor de aansluiting van een klimaatregeleenheid worden ge-
bruikt, dat gelijktijdig kan koelen en verwarming (zoals bv. een airconditioning).
Neem de gebruiksaanwijzing van de apparaten, die u aan de temperatuurcontroller wilt aansluiten, in acht.
Gewenste temperatuurwaarde en hysteresewaarde (functie "F1")
Het aan de temperatuurregelaar aangesloten koel-/verwarmingsapparaat wordt afhankelijk van de instellingen van
functie "F1" (hysteresewaarde) in het set-upmenu en de gewenste temperatuurwaarde automatisch gestuurd.
Voorbeeld: Gewenste temperatuurwaarde = +10 °C
Hysteresewaarde (functie "F1") = 3 °C
Wanneer de via de temperatuursensor gemeten temperatuur boven de +13 °C bedraagt, start de temperatuurregelaar
het koelen, LED "
" (2) licht op. Bij een temperatuur van +10 °C schakelt de temperatuurregelaar de aangesloten
apparaten uit, LED "
Wanneer de temperatuursensor een temperatuur boven de +7 °C meet, start de temperatuurregelaar het verwarmen,
LED "
" (10) licht op. Bij een temperatuur van +10 °C schakelt de temperatuurregelaar de aangesloten apparaten
uit, LED "
" (10) dooft opnieuw uit.
Op deze manier wordt de temperatuur door de temperatuurregelaar via het aangesloten koel- en verwarming-
sapparaat (bv. een airconditioning) altijd in een bereik tussen de +7 °C.....+13 °C (gewenste temperatuurwaarde
± hysteresewaarde).
Na het inschakelen van de temperatuurregelaar via knop " " (7) volgt een besturing van de aangesloten
koel-/verwarmingsapparaten pas na de in functie "F4" ingestelde tijd.
Vertragingstijd voor koel-/verwarmingsmodus (functie "F2")
Om een te vaak wisselen tussen koel- en verwarmingsmodus te vermijden, kan via functie "F2" een vertragingstijd
worden ingesteld.
Voorbeeld: Vertragingstijd (functie "F2") = 20 minuten
Na het uitschakelen van het koel- of verwarmingsapparaat start een interne timer. Voor de afloop van de vertraging-
stijd van 20 minuten zal de temperatuurregelaar niet tussen koel- en verwarmingsmodus omschakelen.
De luchtbeweging in de ruimte, waarvan de temperatuur wordt geregeld, is afhankelijk van het koel- of
verwarmingsapparaat, de montageplaats van de temperatuursensor en de vorm/grootte van de ruimte.
Na het uitschakelen van het koelapparaat kan het daarom gebeuren dat de temperatuur nog een beetje
verder daalt voor deze zich stabiliseert. Bij een te klein gekozen hysteresewaarde (functie "F1") zou de
temperatuurregelaar waar mogelijk het verwarmen starten om de gewenste temperatuurwaarde te kunnen
halen.
Net op dezelfde manier kan na het uitschakelen van het verwarmingsapparaat gebeuren dat de temperatuur
nog een beetje verder stijgt voor deze zich stabiliseert. Bij een te klein gekozen hysteresewaarde (functie
"F1") zou de temperatuurregelaar waar mogelijk het koelen starten om de gewenste temperatuurwaarde te
kunnen halen.
De vertragingstijd "F2" verhindert het voortdurend heen- en weerschakelen tussen koel- en verwarm-
ingsmodus.
" (2) dooft opnieuw uit.
69