f) Bedrijfsmodus (functie "F8")
De bedrijfsmodus legt vast hoe de beide uitgangen "COMPR" en "HOT/DEFROST" bij het koelen of verwarmen
geactiveerd worden.
Bedrijfsmodus "0": Koelen = uitgang "COMPR" is geactiveerd, verwarmen = beide uitgangen "COMPR" en
"HOT/DEFROST" zijn tegelijk geactiveerd.
Bedrijfsmodus "1": Koelen = uitgang "COMPR" is geactiveerd, verwarmen = uitgang "HOT/DEFROST" is
geactiveerd.
Afhankelijk van de aangesloten apparaten moet ofwel bedrijfsmodus "0'' of "1" worden geselecteerd. In
regel moet bedrijfsmodus "0" (basisinstelling) voor de aansluiting van een klimaatregeleenheid worden ge-
bruikt, dat gelijktijdig kan koelen en verwarming (zoals bv. een airconditioning).
Neem de gebruiksaanwijzing van de apparaten, die u aan de temperatuurcontroller wilt aansluiten, in acht.
Bedrijfsmodus "0"
Voorbeeld: Gewenste temperatuurwaarde = +10 °C
Hysteresewaarde (functie "F1") = 3 °C
Wanneer de via de temperatuursensor gemeten temperatuur boven de +13 °C bedraagt, wordt uitgang "COMPR"
geactiveerd, LED "
" (2) licht op. De klimaatregeleenheid start het koelen. Bij een temperatuur van +10 °C schakelt
de temperatuurregelaar de klimaatregeleenheid uit, LED "
Als de temperatuursensor een temperatuur van onder de +7 °C meet, worden uitgangen "COMPR" en "HOT/
DEFROST" tegelijk geactiveerd. De klimaatregeleenheid start het verwarmen. LED "
temperatuur van +10 °C schakelt de temperatuurregelaar de klimaatregeleenheid uit, LED "
uit.
De omschakeling tussen "koelen" en "verwarmen" gebeurt zo via de overeenkomstige aansturing van beide uitgan-
gen.
Op deze manier wordt de temperatuur door de temperatuurregelaar via de aangesloten klimaatregeleenheid altijd in
een bereik tussen de +7 °C.....+13 °C (gewenste temperatuurwaarde ± hysteresewaarde).
Na het inschakelen van de temperatuurregelaar via knop " " (7) volgt een besturing van de aangesloten
klimaatregeleenheid pas na de in functie "F4" ingestelde tijd.
Bedrijfsmodus "1"
Voorbeeld: Gewenste temperatuurwaarde = +10 °C
Hysteresewaarde (functie "F1") = 3 °C
Wanneer de via de temperatuursensor gemeten temperatuur boven de +13 °C bedraagt, wordt uitgang "COMPR"
geactiveerd, LED "
" (2) licht op. De koelapparaat start het koelen. Bij een temperatuur van +10 °C schakelt de
temperatuurregelaar het koelapparaat uit, LED "
Als de temperatuursensor een temperatuur van onder de +7 °C meet, wordt uitgang "HOT/DEFROST" geactiveerd.
Het verwarmingsapparaat start het verwarmen. LED "
de temperatuurregelaar het verwarmingsapparaat uit, LED "
Op deze manier wordt de temperatuur door de temperatuurregelaar via het aangesloten koel- en verwarmingsappa-
raat altijd in een bereik tussen de +7 °C.....+13 °C (gewenste temperatuurwaarde ± hysteresewaarde).
Na het inschakelen van de temperatuurregelaar via knop " " (7) volgt een besturing van het aangesloten
koel-/verwarmingsapparaat pas na de in functie "F4" ingestelde tijd.
68
" (2) dooft opnieuw uit.
" (2) dooft opnieuw uit.
" (10) gaat branden. Bij een temperatuur van +10 °C schakelt
" (10) dooft opnieuw uit.
" (10) gaat branden. Bij een
" (10) dooft opnieuw