• Reinig de binnenkant van uw vriezer ten minste
eenmaal
per
jaar.
zuiveringszout - ongeveer een eetlepel zuiveringszout
per liter/kwart water. Spoel grondig met water en veeg
droog. Gebruik geen reinigingspoeders of andere
schurende
middelen.
onderdelen in een vaatwasser.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, schuurmiddelen,
ammoniak,
chloorbleekmiddel,
reinigingsmiddelen,
oplosmiddelen
schuursponsjes. Sommige van deze chemicaliën
kunnen uw vriezer oplossen, beschadigen en/of
verkleuren.
• Gebruik
nooit
metalen
schuur-, reinigings- of alkalische oplossingen op enig
oppervlak.
• Reinig de deurpakking om de drie maanden volgens de
interne reinigingsinstructies. Pakkingen moeten schoon
en soepel worden gehouden om een goede afdichting
te garanderen. Plaatsen zoals naden, sleuven, gaten
enzovoorts
kunnen
worden
eenvoudige instrumenten zoals zachte borstels. Indien
nodig kunnen verwijderbare schappen, bakken, laden
en soortgelijke accessoires voor het schoonmaken
worden weggehaald en in de spoelbak worden
afgewassen.
ONTDOOIEN
Het apparaat moet ontdooid worden zodra de dikte van het
ijs op de wanden 5-6 mm bedraagt.
Gebruik geen elektrische, scherpe of mechanische
voorwerpen om het ontdooien te versnellen, tenzij geleverd
of goedgekeurd door de fabrikant of een erkend
servicecentrum.
Gebruik een plastic of houten schraper zonder scherpe
randen om ijs van de binnenwanden te verwijderen.
Gebruik nooit een metaalschraper.
Ga als volgt te werk:
1.
Koppel het apparaat los van het stroomnet.
2.
Droog uw handen grondig om beschadiging van de
huid door contact met ijs te voorkomen (gebruik van
handschoenen wordt aangeraden).
3.
Haal al het bevroren voedsel uit het apparaat, plaats
het in een container of koelbox, leg de bevroren
koelblokken bovenop het bevroren voedsel om het
zeer koud te houden, en plaats de container of koelbox
in een koele, droge ruimte.
4.
Trek de wateraftapplug (indien beschikbaar) aan de
onderkant van het apparaat uit. Zoniet moet u het
smeltwater aan de onderkant van het compartiment
wegvegen met een spons of handdoek.
5.
Schraap het ijs voorzichtig uit de binnenkant van het
apparaat en plaats het in uw gootsteen, om te
ontdooien.
6.
Reinig de binnenkant van het compartiment grondig,
spoel het af met lauw water en verwijder gemorst
voedsel of vloeistoffen.
Gebruik
warm
water
Was
geen
afneembare
geconcentreerde
of
metalen
schuursponsjes,
borstels,
schoongemaakt
met
7.
Veeg het apparaat met een absorberende doek of
spons grondig droog en laat het ongeveer 3 tot 4
en
minuten luchten.
8.
Vervang de aftapplug (indien beschikbaar).
9.
Sluit de deur van het apparaat, plaats de stekker terug
in het stopcontact en zet het apparaat aan.
10. Plaats het diepvriesvoedsel terug in de vriezer.
Om te voorkomen dat diepvriesproducten ontdooien, moet
u het ontdooien binnen maximaal twee uur uitvoeren. Dit
voorkomt een significante temperatuurstijging van de
diepvriesproducten waardoor de houdbaarheid wordt
verkort.
PROBLEMEN OPLOSSEN
1. Deur gaat moeilijk open?
Na het sluiten kan het voor een paar minuten
moeilijk zijn om de deur weer te openen.
normaal en duidt op de goede conditie van de
deurafdichting. Wacht een paar minuten en u kunt de
deur weer gemakkelijk openen.
2. Geen bediening (apparaat werkt niet/wordt niet
koud)
• Is er een stroomstoring?
• Is de stekker in goede staat en goed aangesloten op
het stopcontact?
3. Apparaat werkt onvoldoende/ "HH" staat aan
• is het deksel van het apparaat goed gesloten?
• Is er zware ijsvorming op de binnenwanden?
• Is het apparaat blootgesteld aan direct zonlicht of
een warmtebron?
• Is er te veel warm voedsel in het apparaat geplaatst?
• De klimaatklasse staat op het typeplaatje achterin
het apparaat. Het geeft de omgevingstemperaturen
aan waarbij het apparaat correct werkt.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
4. Het apparaat maakt geluid.
Dit geluid wordt voortgebracht wanneer de motor in de
compressor werkt en ook door het koudemiddel dat in
het koelsysteemcircuit stroomt. Deze geluiden zijn
normaal.
5. Condensvorming op buitenwanden Onder bepaalde
atmosferische omstandigheden kan condensatie van op
buitenwanden van het apparaat ontstaan. Dit is normaal
en heeft geen invloed op de werking van het apparaat.
23
Dit is
Omgevingstemperatuur
+10 °C tot 32 °C
+16 °C tot 32 °C
+16 °C tot 38 °C
+16 °C tot 43 °C