Controleer, voordat u uw buis monteert, of het luik open
staat wanneer de luikbediening van de buis evenwijdig
loopt met de as van de buis.
4 – VOORWAARDEN VOOR INSTALLATIE
VAN HET APPARAAT
De installatie mag niet door de gebruiker gewijzigd
worden.
Wij wijzen hierna op de te respecteren elementaire
aanbevelingen, deze vervangen in geen enkel geval de
strikte toepassing van het geheel van UTD 24-2-2.
4.1 - Benaming van de verschillende onderdelen
van het rookafvoer traject (Fig. 3)
4.2
-
Aard
en
afmetingkenmerken
rookkanaal
waaraan
gekoppeld moet zijn
4.2.1 - Aard van het rookkanaal
4.2.1.1 - Bij een nieuwe buis
Gebruik van de volgende materialen :
• Bakstenen framewerk conform met NF EN 1806.
• Beton framewerk conform met NF EN 1858.
• Samengestelde metalen buizen conform met NF
EN 1856-1 en NF EN 1856-2 of die met een
positief technisch advies voor dit gebruik.
• Bakstenen conform met NF P 51-301.
• Vuurvaste bakstenen conform met NF P 51-302.
Het
gebruik
van
materialen voorkomt het plaatsen van een isolatie
terplekke, met name v.w.b. de wanden van de bron
(minimale warmteweerstand: 0,43 m ² k/W).
4.2.1.2 - Bij een bestaande buis
De installateur neemt de verantwoordelijkheid voor
de bestaande delen. Hij moet de staat van de buis
controleren en de vereiste aanpassingen doen voor
zijn goede werking en de conformiteit met de
reglementering.
De buis dient schoongemaakt te worden en
vervolgens een zorgvuldig onderzoek te ondergaan
om het volgende te controleren :
• De compatibiliteit van de buis met zijn gebruik.
• De stabiliteit.
• De luchtledigheid en de dichtheid (bijlage II van
UTD 24-1).
Als de buis niet compatibel is, dient een buisstelsel
met behulp van een titulair procedé met een positief
technisch advies aangebracht te worden, of een
nieuwe buis.
4.2.2 - Minimale doorsnede van de buis
van
het
apparaat
verplicht
oorspronkelijk
geïsoleerde
Afmetingen volgens de norm EN13384-1. In alle
gevallen moet de doorsnede van de aansluitingsbuis
minstens gelijk zijn aan deze van de buis van het
toestel.
4.2.3 - Enkele algemene aanbevelingen
•
Een goede buis moet van weinig warmte
geleidende materialen gemaakt worden opdat hij
warm kan blijven.
•
De
aankleding
buitentemperatuur te beperken tot :
- 50 °C, in de bewoonbare ruimtes
- 80 °C, in de niet- bewoonbare of onbereikbare
ruimtes.
•
Hij moet absoluut dicht zijn, zonder ruwheid en
het
stabiel.
•
Hij moet geen plotselinge afdelingsveranderingen
bevatten (helling ten opzichte van de loodlijn lager
dan 45°).
•
Hij moet tenminste 0,4 m boven de nok van het
dak en de naburige daken uitkomen.
•
Twee apparaten moeten niet op dezelfde buis
aangesloten worden.
•
Hij moet uitkomen in de ruimte waar het apparaat
geplaatst zal worden, op een hoogte van tenminste
50 mm.
•
Het framewerk moet met het mannelijk deel naar
beneden geplaatst worden om de overgang van
gietsels naar de buitenkant te vermijden.
•
De buis mag niet meer dan twee schuine standen
bevatten, dat wil zeggen meer dan één niet-
verticaal deel:
- Als het een gemetselde buis is :
De hoek van schuine standen mag niet groter dan
45° zijn voor een gelimiteerde totale hoogte van de
buis van 5 meter. Voor een hogere hoogte, is de
hoek van de schuine stand beperkt tot 20°.
- Als het een geïsoleerde metalen buis is :
De hoek van schuine standen mag niet groter dan
45° zijn met een hoogtebeperking van 5 m tussen
de top en de onderkant van de schuine stand. De
totale hoogte van de buis is niet beperkt.
•
De dichtheid, de isolatie, de doorgangen van
plafond en vloer, de verschillen aan vuur dienen
met strikte inachtneming van UTD 24-2-2 en UTD
24-1 verwezenlijkt te worden.
•
De veiligheidsafstand tussen de aansluitingsbuis
en elk verticaal of horizontaal gedeelte in
brandbaar materiaal moet groter of gelijk zijn aan
3 keer de nominale diameter van de buis.
•
De veiligheidsafstand tussen de rookafvoerbuis en
elk brandbaar materiaal wordt berekend op basis
49
van
de
buis
moet
de