1.4
Aandrijving
Het apparaat wordt aangedreven door een 3-fasen draaistroommotor.
1.5
Elektrische besturing
1.5.1
Standaarduitvoering
De relaisbesturing voor de hijs- en neerlaatbeweging bevindt zich in de besturingskast die
vast op de motor gemonteerd is. De voeding verloopt via een draaistroomstekker en een 5
m lange voedingskabel. Via de 3 m lange besturingskabel is de hangende
besturingseenheid met de OMHOOG/OMLAAG-knoppen en de NOODSTOP-knop
eveneens verbonden met de besturingskast.
1.5.2
Speciale uitvoeringen
Voor speciale toepassingen kan een langere besturingskabel of een radiografische
besturing worden gemonteerd. Bij dergelijke toepassingen moet de kabellier vooral bij het
trekken en neerlaten oplettend geobserveerd worden. De vrije uit- en inloop van het
onbelaste kabeleinde moet gegarandeerd zijn.
▲
1.6
Eindschakelaar
De eindschakelaar stopt de hijsbeweging, wanneer de haak tegen de behuizing wordt
getrokken.
∆
1.7
Neerlaten en remmen
Met de commandotoetsen OMHOOG/OMLAAG kunt u de last exact in de gewenste positie
brengen.
Het remmen bij het neerlaten gebeurt met behulp van de motor, bij uitschakeling en in
stilstand met de stoprem.
400V /50Hz 6,8 A
Risico op neerstorten, wanneer de onbelaste kabel bij
het neerlaten blijft hangen of wanneer het kabeleinde
bereikt wordt.
De eindschakelaar reageert alleen bij correcte draairichting van de
motor (draaiveld van de stroomaansluiting).
9