Let op:
Wanneer de remote on/off niet (meer) wordt gebruikt:
-
De verbinding tussen pin 24 en 25 op de Sub-D connector verwijderen, of de
Sub-D connector verwijderen.
8.3. Instellen van de uitgangsspanning (remote voltage programming)
8.3.1. Overzicht
Het setpoint van de uitgangsspanning kan op afstand worden ingesteld (Remote Voltage
Programming). Deze optie kunt u aansluiten via de Sub-D connector aan de achterzijde.
8.3.2. Installatie
Om de Remote Voltage Programming functie te activeren moeten eerst pin 17 en 18 van de
Sub-D connector met elkaar worden verbonden (external setpoint enable). Vervolgens kan een
spanningsbron worden aangesloten tussen pin 3 (+) en pin 16 (GND). De uitgangsspanning kan
nu extern geregeld worden van 0 kV tot maximaal met 0 tot 10 V.
(zie ook de schema's in de bijlage)
Let op:
-
Wanneer de Remote Voltage Program niet (meer) wordt gebruikt:
De verbinding tussen pin 17 en 18 op de Sub-D connector verwijderen, of de Sub-D
connector verwijderen.
8.4. Externe overload signalering
De overload signalering (H 7) is ook extern uitgevoerd. Het is hiermee mogelijk om een externe
led op te laten lichten of bijvoorbeeld een PLC aan te sturen.
8.4.1. Installatie
De overload aansluiting op de Sub-D connector is een optocoupler-uitgang en dus galvanisch
gescheiden (Pin 22 = open emitter, Pin 9 = open collector).
Sluit de externe overload aan volgens schema ( zie bijlage).
Max. belasting 50VDC, 50mA.
(zie ook de schema's in de bijlage)
9. Onderhoud
- Houd de kast droog en vrij van stof, vuil en chemicaliën.
- Aarding van de generator regelmatig controleren.
- Hoogspanningsconnectors en -kabels regelmatig controleren op mechanische of elektrische
beschadigingen.
- De generator bevat geen onderdelen welke periodiek onderhoud behoeven.
CMLiteIML_UM_9752090265_NL_D_GB_F_V1_1
10