OBJ_BUCH-2377-001.book Page 27 Thursday, February 26, 2015 9:55 AM
5 Display
6 Toets vergroting
7 Camerakabel
8 Camerakop
9 Lamp in camerakop
10 Cameralens
11 Uittrekbaar batterijvak
12 Deksel van batterijvak
13 Vergrendeling van het batterijvakdeksel
14 Camera-aansluiting
15 Camerakabelvergrendeling
16 Magneet
17 Haak
18 Spiegel
Indicatie-elementen
a Statusbalk
b Ingestelde vergroting
c Ingestelde verlichting/helderheid
d Batterij-indicatie
e Compass View (kompas-aanzicht) met referentiepunt
(Up-indicator)
* Niet elk afgebeeld en beschreven toebehoren wordt standaard
meegeleverd. Het volledige toebehoren vindt u in ons toebehoren-
programma.
Technische gegevens
Digitale inspectiecamera
Productnummer
Nominale spanning
Bedrijfstemperatuur
Opslagtemperatuur (handtoestel
zonder batterijen)
Relatieve luchtvochtigheid
Kleinste buigradius camerakabel
Diameter camerakop
Resolutie display
Gebruiksduur ca.
Gewicht volgens EPTA-Procedure
01/2003
Afmetingen (lengte x breedte x
hoogte)
1) Vrij van dauw
2) bij 50 % helderheid van de lamp in de camerakop
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Voor het gebruik van de inspectiecamera wordt het gebruik
van alkali-mangaanbatterijen aanbevolen.
Voor het openen van het batterijvakdeksel 12 drukt u op de
vergrendeling 13 en klapt u het batterijvakdeksel 12 open.
Bosch Power Tools
Trek het batterijvak 11 eruit en plaats de batterijen. Let er
hierbij op dat de plus- en min-polen correct volgens de afbeel-
ding op de binnenkant van het batterijvak 11 worden ge-
plaatst. Schuif het batterijvak 11 tot de aanslag in en sluit het
batterijvakdeksel 12.
Bij een lage laadtoestand van de batterijen verschijnt eerst
het symbool
leeg is, moet u de batterijen vervangen, inspecties zijn niet
meer mogelijk.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik alleen bat-
terijen van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Haal de batterijen uit de inspectiecamera, wanneer u
deze langere tijd niet gebruikt. De batterijen kunnen bij
een langere periode van opslag corroderen en zichzelf ont-
laden.
Camerakabel monteren (zie afbeelding A)
Voor het gebruik van de inspectiecamera moet de camer-
akabel 7 op het handapparaat 1 gemonteerd worden.
Steek de stekker van de camerakabel 7 in de juiste positie op
de camera-aansluiting 14 tot deze vastklikt.
Camerakabel demonteren (zie afbeelding B)
Voor het wegnemen van de camerakabel 7 drukt u de vergren-
deling 15 bij elkaar en trekt u de stekker uit het handtoestel 1.
Spiegel, magneet of haak monteren
(zie afbeelding C)
De spiegel 18, de magneet 16 en de haak 17 kunnen als hulp-
GIC 120
middel op de camerakop 8 worden gemonteerd.
3 601 B41 1..
Schuif een van de drie hulpmiddelen zoals afgebeeld tot aan
V=
6,0
de aanslag op de uitsparing van de camerakop 8.
°C
–10...+50
Opmerking: De magneet 16 en de haak 17 zijn alleen ge-
schikt voor het bewegen en verwijderen van loszittende klei-
°C
–20...+60
ne en lichte voorwerpen. Als er te hard wordt getrokken, kun-
nen de inspectiecamera of het hulpmiddel beschadigd raken.
1)
%
5–95
mm
25
Gebruik
mm
8,5
Bescherm het handtoestel 1 en de batterijen tegen nat-
320 x 240
heid en directe bestraling door de zon. Camerakabel en
2)
h
5,0
camerakop zijn bij een correcte montage waterdicht. Het
handtoestel en de batterijen zijn echter niet tegen water
kg
0,5
beschermd, bij contact met water bestaat het risico van
een elektrische schok of beschadiging.
mm
197 x 85 x 49
Stel de inspectiecamera niet bloot aan extreme tempe-
raturen of temperatuurschommelingen. Laat deze bij-
voorbeeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat de inspec-
tiecamera bij grote temperatuurschommelingen eerst op
de juiste temperatuur komen voordat u deze in gebruik
neemt.
Gebruik de inspectiecamera niet als de lens op de ca-
merakop 8 beslagen is. Schakel de inspectiecamera
pas in als het vocht verdampt is. De inspectiecamera kan
anders beschadigd raken.
De ingeschakelde lamp 9 kan tijdens gebruik heet wor-
den. Raak de lamp niet aan om verbrandingen te vermij-
den.
Nederlands | 27
op het display. Wanneer het batterijsymbool
1 609 92A 122 | (26.2.15)