Afstelling begeleidingslijn
bovenaanzicht (instelling rode-
lijnpositie)
Met dit item kan de positie worden afgesteld
van de rode lijn die in het bovenaanzicht wordt
weergegeven. De rode lijn kan onafhankelijk worden
gebruikt om de referentielijn in te stellen voor de
parkeerpositie van de auto.
1
Selecteer "OVERHEAD VIEW GUIDELINE
ADJUSTMENT (Red Line Position Setting)".
2
Druk op de + of - toets van de schakeleenheid
om de positie van de rode lijn af te stellen.
Standaard valt de rode lijn samen met de gele lijn
die zich het dichtst bij de auto bevindt. Beweeg de
rode lijn tot aan de rand van de bumper van uw
auto.
3
Na het voltooien van de afstelling drukt u op de
weergavetoets.
4
Selecteer [Next].
Hiermee gaat u verder naar Het instellen van de
camera voltooien "SETTING COMPLETE".
Het instellen van de camera voltooien
1
Druk op de + of - toets van de schakeleenheid
om [Finish] te selecteren en druk op de
weergavetoets.
Camera-identifi catie instellen
Wanneer twee CMOS-300-camera's worden
aangesloten op een Kenwood-navigatiesysteem
dat uitgerust is met een camerabedieningsfunctie,
moeten verschillende camera-identificaties
worden toegewezen aan de 2 camera's. De camera-
identificaties van beide camera's zijn af fabriek
ingesteld op ID1.
1
Houd de + toets van de schakeleenheid
gedurende meer dan 2 seconden ingedrukt en
druk vervolgens de - toets gedurende meer dan
2 seconden in.
2
Druk op de + of - toets van de schakeleenheid
om de camera-identifi catie te selecteren en
druk op de weergavetoets.
3
Na het instellen drukt u op de + of - toets van
de schakeleenheid om [Finish] te selecteren en
drukt u op de weergavetoets.
55
|
Nederlands