bruikt.
•
Draag handschoenen.
5. Vóór inbedrijfstelling
De grasmaaier wordt deels gemonteerd geleverd.
De schuifbeugel en de opvangkorf moeten wor-
den gemonteerd, voordat u de grasmaaier gebru-
ikt. Volg de gebruiksaanwijzing stap voor stap en
richt u bij de montage naar de afbeeldingen.
Montage van de schuifbeugel (fi g. 3 tot 5)
Als eerste moeten de onderste schuifbeugel
links (fi g. 3, pos.10) en rechts (fi g. 3, pos. 11) met
de bevestigingsschroeven (fi g. 3, pos. 12) aan
de behuizing van de maaier worden bevestigd.
De bovenste schuifbeugel moet dan op de on-
derste schuifbeugel worden geschoven en met
de schroeven (fi g. 4, pos. 13) worden bevestigd.
Daarvoor zitten aan de onderste schuifbeugel tel-
kens 2 verschillende gaten om de hoogte van de
steel aan te passen aan de gebruiker. Vervolgens
met de kabelhouders (fi g. 5, pos. 14) de aansluit-
leiding bevestigen aan de schuifbeugel.
Montage van de opvangkorf (zie fi g. 6)
Om de opvangkorf in te hangen moet de motor
worden uitgeschakeld en mag het snijmes niet
draaien. Uitwerpklep (fi g. 6, pos. 6) met één hand
optillen. Met de andere hand de opvangkorf aan
de handgreep vasthouden en van boven inhan-
gen (fi g. 6).
Vulstandindicator opvanginrichting
De opvanginrichting bezit een vulstandindicator
(fi g. 1, pos. 15). Deze wordt geopend door de
luchtstroom, die de maaier tijdens het bedrijf ge-
nereert. Als de klep tijdens het maaien dichtvalt,
dan is de opvanginrichting vol en moet hij worden
leeggemaakt. Voor een foutloze werking van de
vulstandindicator moeten de gaten onder de klep
altijd schoon en doorlatend zijn.
Verstelling van de maaihoogte
Let op!
Het verstellen van de maaihoogte mag alleen
worden uitgevoerd bij uitgeschakelde motor en uit
het stopcontact getrokken veiligheidsstekker.
Voordat u begint te maaien controleert u of het
maaigereedschap niet bot is, en of de beves-
tigingsmiddelen niet zijn beschadigd. Vervang
botte en/of beschadigde maaigereedschappen
Anl_GE_CM_33_Li_Kit_Solo_SPK7.indb 85
Anl_GE_CM_33_Li_Kit_Solo_SPK7.indb 85
NL
om onbalans te vermijden. Bij deze controle de
motor afzetten en de veiligheidsstekker uit het
stopcontact trekken.
De verstelling van de maaihoogte moet als volgt
worden uitgevoerd (zie fi g. 7):
1. De hefboom (5) naar beneden drukken.
2. De hefboom (5) op de gewenste maaihoogte
zetten.
3. De hefboom (5) loslaten en controleren of hij
goed vastzit in het arrêt.
Afl ezen van de maaihoogte
De maaihoogte kan in 5 trappen van 25-65 mm
ingesteld en aan de schaal afgelezen worden.
Laden van de accu (fi g. 8)
1. Accupack uit het apparaat nemen. Daarvoor
de zijdelingse grendelknop indrukken.
2. Vergelijk of de netspanning vermeld op het
typeplaatje overeenstemt met de beschikbare
netspanning. Steek de netstekker van de
lader (9) in het stopcontact. De groene LED
begint te knipperen.
3. Steek de accu (8) op de lader (9).
4. Onder punt „Indicatie lader" vindt u een tabel
met de betekenissen van de LED-indicatie
aan de lader.
Tijdens het laden kan de accu wat warm worden.
Dit is echter normaal.
Mocht het laden van de accupack niet mogelijk
zijn, controleer dan
•
of aan het stopcontact de netspanning voor-
handen is
•
of een foutloos contact aan de laadcontacten
voorhanden is.
Indien het laden van het accupack nog altijd niet
mogelijk is, breng dan
•
de lader
•
en de accupack
naar onze klantenservice.
In het belang van een lange levensduur van de
accupack is het raadzaam om op tijd voor het
herladen van de accupack te zorgen. Dit is in elk
geval noodzakelijk, wanneer u vaststelt dat het
vermogen van het apparaat afneemt. Ontlaad de
accupack nooit helemaal. Dat leidt tot een defect
van de accupack!
- 85 -
10.10.2016 16:14:37
10.10.2016 16:14:37