7. Proefdraaien
7.1. Voordat u gaat proefdraaien
s Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en bedra-
ding, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse
elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en
controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is.
s Controleer met behulp van een megohmmeter van 500 volt of de weerstand
tussen de netspanningsaansluitpunten en de aarde minimaal 1,0 MΩ bedraagt.
F
E
D B
TEST RUN
C
COOL, HEAT
˚C
˚C
SIMPLE
TEMP.
ON/OFF
MENU
ON/OFF
FILTER
BACK
MONITOR/SET
DAY
CHECK
OPERATION
PAR-21MAA
CLOCK
CLEAR
H G
I
M
Fig. 7-1
B
C
MENU
BACK
MONITOR/SET
PAR-21MAA
Fig. 7-2
[Uitgangspatroon A] Fouten gedetecteerd door het binnenapparaat
Controlecode
P1
Inlaatsensorfout
P2, P9
Pijpsensorfout (vloeistof- of 2-fasenpijp)
E6, E7
Communicatiefout binnen-/buitenapparaat
P4
Afvoersensorfout
P5
Afvoerpompfout
P6
Beveiligingsactie in geval van bevriezing/oververhitting
EE
Communicatiefout tussen binnen- en buitenapparaten
P8
Pijptemperatuurfout
E4
Ontvangstfout signaal afstandsbediening
–
–
–
–
Fb
Fout besturingssysteem binnenapparaat (geheugenfout, enz.)
– –
Geen respons
A Knop ON/OFF
B Weergave TEST RUN
(proefdraaien)
C Temperatuurweergave
omgeving/vloeistofleiding
D ON/OFF-lampje
E Stroomweergave
F Weergave van foutcode
A
Weergave van resterende
looptijd van test
G Instellingsknop temperatuur
TEST
H Keuzeknop werkingsmodus
I Knop ventilatorsnelheid
M Knop TEST (test)
E D
ERROR CODE
TEMP.
ON/OFF
ON/OFF
FILTER
DAY
CHECK
TEST
CLOCK
OPERATION
CLEAR
A
ERROR CODE
B
E
ERROR CODE
F
s Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading
(laagspanningscircuit).
Waarschuwing:
U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan
1,0 MΩ bedraagt.
Isolatieweerstand
7.2. Proefdraaien
De volgende 2 methodes zijn mogelijk.
7.2.1. Afstandsbediening met draad (Fig. 7-1)
1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in.
2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. ➡ "TEST RUN" in het LCD-venster
3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in. ➡ Controleer of er lucht wordt
uitgeblazen.
4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werkstand
koelen (of verwarmen). ➡ Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen.
5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid). ➡ Controleer of de luchtuitstroom-
snelheid verandert.
6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking.
7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF]-toets ➡ Stop
8 Leg een telefoonnummer vast.
Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan
in de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als er
zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich een
fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het binnen-
apparaat.
7.2.2. Met SW4 in het buitenapparaat
Raadpleeg de installatiehandleiding van het buitenapparaat.
7.3. Zelfcontrole (Fig. 7-2)
1 Schakel de netspanning aan.
2 Druk tweemaal op de [CHECK]-knop.
3 Stel met de [TEMP]-knop het adres van het koelmiddel in, indien systeemregeling
wordt gebruikt.
4 Druk op de [ON/OFF]-knop om de zelfcontrole te stoppen.
A CHECK-knop
B Koelvloeistofadres
C TEMP-knop
D IC:
Binnenapparaat
OC: Buitenapparaat
E Controlecode
F Adres van het apparaat
Symptoom
Opmerking
43