Hoofdstuk 4 Controle
Voer onmiddellijk na elke kalibratie een controle van de kalibratie uit om de controlestandaard te
meten en sla de gemeten waarde op het instrument op.
Voer tussen kalibraties controles van de kalibratie uit conform de wettelijke richtlijnen om vast te
stellen of het instrument correct werkt en is gekalibreerd.
Wanneer een controle van de kalibratie tussen kalibraties wordt uitgevoerd, is de controlestandaard
gemeten. De gemeten waarde wordt vergeleken met de vastgelegde waarde van de
controlestandaard.
4.1 Controle-instellingen configureren
Meet de waarde van de controlestandaard. Stel het acceptabele bereik en de meeteenheden voor de
controle in. Stel de controleherinnering en het type menugeleide controle in. Stel het uitvoergedrag
tijdens de controle in.
1. Druk op menu.
2. Selecteer SENSOR SETUP>CONTROLE>SETUP.
3. Selecteer een optie.
Optie
MENUGELEID
STDWAARDE
DEFINIËREN
ACCEPT.- EENHEID
ACCEPT.- BEREIK
CONTROLE-HER.
UITGANGSMODUS
Beschrijving
Stelt de menugeleide controle in op VERZEG. KUVET, SPUIT of UIT (standaard).
Tijdens de controle worden controle-instructies op het display van de controller
weergegeven wanneer deze is ingesteld op VERZEG. KUVET of SPUIT. Selecteer
VERZEG. KUVET voor controle met de glazen controlestandaard.
Meet de verificatiestandaard voor later gebruik tijdens de verificatie. Het instrument
slaat de resultaten op in het gegevenslogboek. Voor de beste resultaten meet u de
controlestandaard direct na de kalibratie.
Stelt het acceptabele bereik voor controle in op een percentage (1 tot 99%) of een
NTU-waarde (0,015 tot 100,00 NTU). Opties: % of NTU (of mNTU).
Stelt het maximaal toegestane verschil in tussen de vastgelegde waarde van de
controlestandaard en de waarde van de controlestandaard die wordt gemeten
tijdens de controle. Opties: 1 tot 99% of 0,015 tot 100,00 NTU.
Stelt het tijdsinterval tussen kalibratiecontroles in. Het display geeft een herinnering
weer wanneer een controle moet worden uitgevoerd. Opties: UIT (standaard),
1 dag, 7 dagen, 30 dagen of 90 dagen. Wanneer een controle is voltooid, wordt de
controletijd teruggezet op nul.
Stel het uitvoergedrag tijdens de controle in. ACTIEF-De uitvoer blijft
overeenkomen met de bedrijfsomstandigheden. VASTHOUDEN (standaard)-Houdt
de uitvoer vast op de laatste bekende waarde wanneer de communicatie verloren
raakt. OVERDRACHT INSTELLEN-Stelt de uitvoer in op de waarde voor
Overdracht instellen die in de instellingen van de controller is geselecteerd.
Nederlands 183