compatibiliteit worden gebruikt, die als zodanig zijn gemarkeerd. Bij
belastingtests werd 3kN bepaald.
3.3) Verwondingen door botsen tegen het werkplatform of de
dwarsarm kunnen niet worden uitgesloten.
Gebruik op steigers: Beide versies zijn geschikt voor het gebruik
op steigers. (tab. pagina 6 regel 11)
De 2,5-m-versie is alleen bedoeld voor het gebruik op steigers. Het
ankerpunt moet hierbij minstens 1m boven het werkniveau/
standniveau zijn, wat overeenkomt met de hoogte van de reling.
4.) Gebruik
4.1) Voor gebruik van de inrichting moet een functietest worden
uitgevoerd. Hierbij eerst de eenheid, inclusief de volle lengte van de
intrekbare veiligheidslijn(en) controleren.
Bovendien moet zijn verzekerd, dat de veiligheidslijnen zich
probleemloos laten uit- en weer intrekken. Om de blokkerende
werking te controleren, twee tot drie keer krachtig aan de lijn trekken,
om te verzekeren, dat de inrichting vergrendelt. Wanneer fouten van
welke aard dan ook worden vastgesteld, moet de inrichting
onmiddellijk buiten gebruik worden genomen en worden vernietigd.
De karabijnhaak mag nooit ongecontroleerd intrekken, omdat
hierdoor de terughaalveer kan worden beschadigd.
4.2) De instelling van de lengte mag niet in het risicogebied van
vallen gebeuren.
4.3) Op de totale lengte van een met een HSG Compact verbonden
bevestigingsmiddel (inclusief eindverbindingen en
verbindingselementen) letten.
4.4) De maximaal in de structuur geleide kracht in het geval van een
val bedraagt max. 6 kN.
4.5) Slappe kabels vermijden.
4.6) Het bevestigingspunt moet zich zo verticaal mogelijk boven de
werkplek bevinden. Bevindt het bevestigingspunt zich onder de
werkplek, bestaat in het geval van een val het gevaar van botsen
tegen lager gelegen onderdelen. Bevindt het bevestigingspunt zich
zijdelings, bestaat het gevaar van botsen tegen zijdelingse
onderdelen Hierby stenh gefet op de vaffactor.
4.7 - 4.8) Op losse dragende uiteinden letten
4.9) Karabijnhaak altijd goed afsluiten
4.10) Draagmiddelen niet knopen
4.11) niet in de tuigage gebruiken
4.12) - 4.13) Veiligheidskarabijnhaken en/of verbindingselementen
moeten in elk geval worden beschermd tegen dwars- en
knikbelasting.
4.14 - 4.15) Het apparaat mag alleen worden gebruikt, wanneer de
valindicator niet zichtbaar is resp. door een val is geactiveerd.
41