Storingen en oplossingen
Geen klank
• Controleer alle verbindingen.
• Controleer of het groene controlelampje „POWER" brandt.
• De audiobron is niet aangesloten.
• Het hoortoestel is niet ingesteld op de „T"- of „MT"-functie of de „T"-
functie van het hoortoestel is defect.
Laag volumeniveau
• Ringleidingkussen of ringleiding fout geplaatst.
• De volumeregelaar is te zacht ingesteld. Hoger volume instellen op de
versterker.
Vervormde klank
• Ringleidingvolume te hoog ingesteld. Draai het volume lager.
• Aansluitkabel beschadigd.
Achtergrondgeluiden (brommen)
• Als het geluid blijft bestaan nadat de ringleidingversterker uitgeschakeld
is maar het hoortoestel nog op „T" staat, wordt de storing veroorzaakt
door interferentie van een ander apparaat, bijv. een televisietoestel,
TL-buizen of dimschakelaars. Laat de versterker uitgeschakeld en het
hoortoestel op „T" en schakel één apparaat na het andere uit tot het
geluid verdwijnt.
• Als het geluid verdwijnt bij het uitschakelen van de ringleidingversterker,
kan de oorzaak een systeemfout of een beschadigde aansluitkabel zijn.
Nederlands 23