OBJ_BUCH-1222-001.book Page 51 Monday, June 28, 2010 9:28 AM
Gebruik
Bescherm het meetgereedschap tegen
vocht en fel zonlicht.
Stel het meetgereedschap niet bloot aan
extreme temperaturen of temperatuur-
schommelingen. Laat het bij grote tempera-
tuurschommelingen eerst op de juiste tem-
peratuur komen voordat u het inschakelt.
Bij extreme temperaturen of temperatuur-
schommelingen kan de nauwkeurigheid van
het meetgereedschap en de weergave in het
display nadelig worden beïnvloed.
Het gebruik of de activiteit van zendinstal-
laties zoals WLAN, UMTS, vluchtradar,
zendmasten of microgolven in de nabije om-
geving kan de meetfunctie beïnvloeden.
Ingebruikneming
In- en uitschakelen
Controleer voor het inschakelen van het
meetgereedschap dat het sensorgedeelte
12 niet vochtig is. Wrijf het meetgereed-
schap indien nodig droog met een doek.
Als het meetgereedschap is blootgesteld
aan een sterke temperatuurwisseling, laat u
het voor het inschakelen op de juiste tem-
peratuur komen.
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen,
drukt u op de aan/uit-toets 5.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen,
drukt u opnieuw op de aan/uit-toets 5.
Als er ongeveer 5 minuten geen toets op het
meetgereedschap wordt ingedrukt en er geen
voorwerpen worden gedetecteerd, wordt het
meetgereedschap automatisch uitgeschakeld
om de batterij te ontzien.
Displayverlichting in- en uitschakelen
Met de toets voor de displayverlichting 6 kunt u
de displayverlichting in- en uitschakelen.
Geluidssignaal in- en uitschakelen
Met de toets voor het geluidssignaal 7 kunt u het
geluidssignaal in- en uitschakelen. Als het ge-
luidssignaal is uitgeschakeld, verschijnt in het
display de indicatie a.
Bosch Power Tools
Werking (zie afbeeldingen A–B)
Met het meetgereedschap wordt de ondergrond
van het sensorbereik 12 in meetrichting A tot
aan de max. meetdiepte gecontroleerd (zie
„Technische gegevens"). Herkend worden voor-
werpen van een ander materiaal dan het materi-
aal van de muur.
Beweeg het meetgereedschap altijd in een rech-
te lijn met lichte druk over de ondergrond zon-
der het op te tillen of de aandrukkracht te veran-
deren. Tijdens de meting moeten de glijders 11
altijd contact met de ondergrond hebben.
Meten
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoe-
ken oppervlak en beweeg het in de richting B. Als
het meetgereedschap in de buurt van een voor-
werp komt, neemt de uitslag in de meetindicatie
i toe en brandt de ring 1 geel. Als het meetge-
reedschap verder van het voorwerp verwijdert
raakt, neemt de uitslag af. Boven het midden van
een voorwerp geeft de meetindicatie i de maxi-
male uitslag aan; de ring 1 brandt rood en er
klinkt een geluidssignaal. Bij kleine of diep liggen-
de voorwerpen kan de ring 1 nog steeds geel
branden en het geluidssignaal uitblijven.
Bredere voorwerpen worden niet over de
volledige breedte door de verlichte ring of
het geluidssignaal aangegeven.
Wilt u de plaats van het voorwerp nauwkeuriger
bepalen, dient u het meetgereedschap meer-
maals (3x) over het voorwerp heen en weer te
bewegen. In alle functies wordt automatisch de
fijne schaalverdeling j geactiveerd. De fijne
schaalverdeling j geeft een volledige uitslag aan
als het voorwerp onder het midden van de sen-
sor ligt of de maximale uitslag van de meetindi-
catie i bereikt wordt. Bovendien brandt in de
functies „droogbouw" en „metaal" nog de indi-
catie „CENTER" k.
Bredere voorwerpen in de ondergrond zijn door
een aanhoudende hoge uitslag van de meetindi-
caties i en j herkenbaar. De ring 1 brandt geel.
De duur van de hoge uitslag komt ongeveer over-
een met de breedte van het voorwerp.
2 609 140 723 | (28.6.10)
Nederlands | 51