Rolroerfunctie (modus 1 en 2)
Als de stuurknuppel voor de rolroerfunctie (zie afbeelding 2, pos. 4) naar links beweegt, moeten de rolroeren van de
linker vleugel naar boven, de rolroeren van de rechter vleugels naar beneden uitslaan. De achterzijde van het roer
moet daarbij ca. 3 - 5 mm naar beneden, resp. boven worden afgesteld. Tijdens het vliegen wordt daardoor de vleugel
naar linksonder gedrukt en het model vlieg met wat hoogteroerondersteuning een linkse bocht.
Als de stuurknuppel voor de rolroerfunctie (zie afbeelding 2, pos. 4) naar rechts beweegt, moeten de rolroeren van de
linker vleugel naar beneden, de rolroeren van de rechter vleugels naar boven uitslaan. De achterzijde van het roer
moet daarbij ca. 3 - 5 mm naar beneden, resp. boven worden afgesteld. Tijdens het vliegen wordt daardoor de vleugel
naar rechtsonder gedrukt en het model vlieg met wat hoogteroerondersteuning een rechter bocht.
Als de roeren niet zoals hierboven beschreven uitslaan, moet de looprichting van de servo's met behulp van
de DIP-schakelaar op de zender worden veranderd. Meer informatie hierover vindt u in het volgende hoofdstuk
„Instellen van de DIP-schakelaar".
Afbeelding 17
Afbeelding 18
105