HL
9
IDLE
10
11
A
B
0,65 mm
(.025")
min.
3 mm (0.11")
C
70
Het toerental bij werkregime afstellen (punt 6)
Draai de instelschroef voor de hoofdsproeier (9) totdat waar de
toerenteller 11.000 tpm aanwijst.
Het stationaire toerental controleren (punt 7)
Als het maximum toerental ingesteld is, dan moet opnieuw
gecontroleerd worden of het stationaire toerental nog steeds
2.800 tpm bedraagt. De zaagketting mag niet lopen bij stationair
draaiende motor. Het stationaire toerental wordt geregeld door
het indraaien respectievelijk uitdraaien van de regelschroef (10)
van de stationaire sproeier. Door naar rechts (met de wijzers
van de klok mee) of naar links (tegen de wijzers van de klok in)
te draaien wordt het toerental respectievelijk verhoogd en
verlaagd.
De acceleratie controleren (punt 8)
Vervolgens moet de acceleratietijd, d.w.z. de tijd die nodig is om
van stationair toerental tot maximum toerental te versnellen, bij
plotselinge bediening van de gashendel gecontroleerd worden.
Als de acceleratietijd te groot is, dan moet deze bijgesteld
worden door de regelschroef (10) ongeveer 1/8 slag terug te
draaien (tegen de wijzers van de klok in).
ONDERHOUD
Zaagketting slijpen
OPPASSEN: Voordat u met onderhoudswerkzaamheden
aan de zaaggeleiding en/of de zaagketting begint, moet u de
motor van de kettingzaag uitzetten en het bougiecontact
afkoppelen (zie ook „Vervangen van een bougie"). Draag
steeds veiligheidshandschoenen!
De zaagketting moet geslepen worden, wanneer:
het zaagsel bij het zagen van nat hout erg op fijn meel begint te
lijken,
de zaag alleen nog onder grote druk in het te zagen hout wil
„pakken",
de zaagtanden (snijkanten) zichtbaar beschadigd raken,
de zaag naar links of naar rechts begint te „trekken" tijdens het
zagen. Dit verschijnsel treedt op als de snijdende kanten niet
meer symmetrisch over de lengte van de zaagketting verdeeld
zijn.
Belangrijk: slijp vaak, maar slijp niet te veel materiaal weg!
Twee tot drie vijlhalen volstaan meestal om de zaagketting weer
„op snede" te brengen.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft,
moet men de zaagketting bij een DOLMAR Service Center
inleveren voor machinaal naslijpen.
Slijpcriteria:
OPPASSEN: Gebruik uitsluitend goedgekeurde kettingen en
zaaggeleiders (zie het "Uittreksel uit de lijst met onderdelen")!
0,65 mm
Alle zaagtanden moeten even groot zijn (maat a). Een zaagketting
(.025")
met ongelijke tanden loopt onregelmatig en dit kan tot
zaagkettingbreuk leiden!
De minimumlengte van de zaagtand bedraagt 3 mm. Wanneer
deze lengte bereikt is, dan mag u de kettingzaag niet meer slijpen
en zult u de zaagketting moeten vervangen. (zie het "Uittreksel uit
de lijst met onderdelen" en het hoofdstuk "Vervangen van een
zaagketting").
De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de
snijkant bepaalt de spaandikte.
Met een spaandikte van 0,65 mm (.025") worden de beste
zaagresultaten behaald.
OPPASSEN: Een te grote spaandikte
verhoogt het gevaar voor terugslag
("Kickback")!
STOP