Courbes Climatiques; Courbes Pré-Configurées - Beretta HYDRONIC UNIT Série Instructions D'installation, D'utilisation Et D'entretien

HYDRONIC UNIT
Touches brèves pour activer le mode réduction de fréquence
Pour activer :
- Appuyer sur la touche Bloquer pendant 10 secondes sans
la relâcher.
- L'icône Pompe à chaleur en marche avec réduction de fré-
quence s'allume.
Pour désactiver :
- Appuyer sur la touche Bloquer pendant 10 secondes sans
la relâcher.
- L'icône Pompe à chaleur en marche avec réduction de fré-
quence s'éteint.
Le mode réduction de fréquence a la priorité sur les autres
programmations horaires.
Mode de configuration installateur
Pour accéder :
- Appuyer en même temps sur la touche Zone et sur la
touche Bloquer pendant 3 secondes sans les relâcher.
- Le numéro du paramètre clignote dans la zone temps.
- La valeur du paramètre s'affiche dans la zone tempéra-
ture.
Pour modifier :
- Appuyer sur la touche Mode.
- La valeur du paramètre clignote dans la zone température.
- Agir sur les touches fléchées.
Sélectionner la valeur désirée.
Appuyer sur la touche Mode pour bloquer les réglages.
 En appuyant sur la touche OK, les réglages sont mémo-
risés et la valeur du paramètre clignote, la valeur peut en-
suite être modifiée.
 En appuyant sur la touche Mode, les réglages sont mémo-
risés et la modification du paramètre suivant est activée.
Pour se déplacer :
 Agir sur les touches fléchées.
Pour quitter sans mémoriser :
- Appuyer sur la touche Zone
Pour confirmer :
- Appuyer sur la touche OK pour confirmer.

Courbes climatiques

Quand le panneau de commande est installé (par 100 =3,
par 100=4 ou par 100 =2), le contrôle s'attend à recevoir une
indication concernant les courbes climatiques à analyser: pré-
définies ou personnalisées. Au moment de l'installation, à tra-
vers les paramètres 112 et 117, il faut sélectionner l'une des
courbes pré-configurées ou dessiner sa propre courbe clima-
tique en agissant sur les paramètres allant de 118 à 121 pour
le fonctionnement en chauffage et de 122 à 125 pour le fonc-
tionnement en climatisation.
Courbes pré-configurées
courbes sont disponibles pour le chauffage et deux pour
Douze
la climatisation, en accédant respectivement aux paramètres
112 et 117 du tableau de configuration pour l'installateur.
Les courbes sont réglées pour maintenir une température
intérieure de 20°C.
Sneltoetsen om de modus reductie van frequentie te activeren
Om te activeren:
- Houd de toets Vergrendeling 10 seconden lang ingedrukt.
- Het icoontje Warmtepomp in werking met reductie van fre-
quentie gaat branden.
Om te desactiveren:
- Houd de toets Vergrendeling 10 seconden lang ingedrukt.
- Het icoontje Warmtepomp in werking met reductie van fre-
quentie gaat uit.
De modus reductie van de frequentie heeft voorrang op
alle andere uurprogrammeringen.
Modus configuratie installateur
Om toegang te krijgen:
- Houd de toets Zone en de toets Vergrendeling 3 seconden
lang tegelijkertijd ingedrukt.
- Het nummer van de parameter knippert in de zone tijd.
- De waarde van de parameter wordt weergegeven in de
zone temperatuur.
Om te wijzigen:
- Druk op de toets Modus.
- De waarde van de parameter knippert in de zone tempera-
tuur.
- Gebruik de pijltjestoetsen.
Selecteer de gewenste waarde.
Druk op de toets Modus om de instellingen te vergrendelen.
 Als u op de toets OK drukt, worden de instellingen opge-
slagen en de waarde van de parameter knippert; u kunt de
waarde later wijzigen.
 Als u op de toets Modus drukt, worden de instellingen op-
geslagen en de wijziging van de volgende parameter wordt
vrijgegeven.
Om zich te verplaatsen:
 Gebruik de pijltjestoetsen.
Om af te sluiten zonder op te slaan:
- Druk op de toets Zone
Om te bevestigen:
- Druk op de toets OK om te bevestigen.
Klimaatcurven
Wanneer het bedieningspaneel geïnstalleerd is (par 100 =3
of par 100=4) ofwel par 100 =2, wacht de besturing op in-
formatie inzake de te gebruiken klimaatcurven: vooraf vast-
gelegde of persoonlijke curven. Tijdens de installatie dient u
met parameters 112 en 117 een van de vooraf ingestelde
curven te selecteren ofwel zelf een eigen klimaatcurve te te-
kenen met behulp van de parameters van 118 tot 121, voor
de werking in verwarming, of van 122 tot 125, voor de wer-
king in koeling.
Vooraf ingestelde curven
Er staan curven voor de verwarming ter beschikking en
twaalf
twee voor de koeling, als u respectievelijk de parameters 112
en 117 van de configuratietabel voor de installateur opent.
De curven zijn ingesteld om een binnentemperatuur van 20 °C
te behouden.
51