OBJ_BUCH-2385-004.book Page 41 Tuesday, November 7, 2017 9:09 AM
Voor het plaatsen van de batterijen schuift u de huls 26 van
de batterij-adapters in de schacht 28. Plaats de batterijen vol-
gens de afbeelding op de afsluitkap 27 in de huls. Schuif de
afsluitkap over de huls tot deze voelbaar vastklikt en vlak af-
sluit met de handgreep van de inspectiecamera.
Voor het wegnemen van de batterijen drukt u op de ontgren-
delingstoetsen 18 van de afsluitkap 27 en trekt u de afsluit-
kap eraf. Trek de binnenliggende huls 26 uit de schacht 28.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik alleen bat-
terijen van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Haal de batterijen uit de inspectiecamera, wanneer u
deze langere tijd niet gebruikt. De batterijen kunnen bij
een langere periode van opslag corroderen en zichzelf ont-
laden.
Gebruik met accu (3 601 B41 2..) (zie afbeelding B)
Gebruik alleen de in de technische gegevens vermelde
oplaadapparaten. Alleen deze oplaadapparaten zijn afge-
stemd op de Li-Ion-accu die bij uw inspectiecamera moet
worden gebruikt.
Opmerking: Het gebruik van niet voor de inspectiecamera
geschikte accu's kan tot functiestoringen of beschadiging van
de camera leiden.
Opmerking: De accu wordt deels opgeladen geleverd. Om de
volledige capaciteit van de accu te verkrijgen, laadt u voor het
eerste gebruik de accu volledig in het oplaadapparaat op.
De lithiumionaccu kan op elk moment worden opgeladen
zonder de levensduur te verkorten. Een onderbreking van het
opladen schaadt de accu niet.
Voor het plaatsen van de geladen accu 17 schuift u deze in de
schacht 28 tot deze voelbaar vastklikt en vlak afsluit met de
handgreep van de inspectiecamera.
Voor het wegnemen van de accu 17 drukt u op de ontgrende-
lingstoetsen 18 en trekt u de accu uit de schacht 28. Gebruik
daarbij geen geweld.
Gebruik met batterij-adapter (niet uitneembaar)
(3 601 B41 270) (zie afbeelding C)
Voor het openen van het batterijvakdeksel 29 drukt u op de
ontgrendelingstoetsen 18 en neemt u het batterijvakdeksel
weg.
Let bij het inzetten van de batterijen op de juiste poolaanslui-
tingen.
Breng het batterijvakdeksel 29 weer aan en laat dit voelbaar
vastklikken.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik alleen bat-
terijen van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Haal de batterijen uit de inspectiecamera, wanneer u
deze langere tijd niet gebruikt. De batterijen kunnen bij
een langere periode van opslag corroderen en zichzelf ont-
laden.
Laadtoestand accu/batterijen
Bij een lage laadtoestand van de accu/batterijen verschijnt
eerst het symbool
op het display. Wanneer het symbool
leeg is, moet u de accu/batterijen vervangen of de accu opla-
den, inspecties zijn niet meer mogelijk.
Bosch Power Tools
Camerakabel monteren (zie afbeelding D)
Voor het gebruik van de inspectiecamera moet de camer-
akabel 13 op het handapparaat 1 gemonteerd worden.
Steek de stekker van de camerakabel 13 in de juiste positie
op de camera-aansluiting 21 tot deze vastklikt.
Camerakabel demonteren (zie afbeelding E)
Voor het wegnemen van de camerakabel 13 drukt u de ver-
grendeling 22 bij elkaar en trekt u de stekker uit het handtoe-
stel 1.
Spiegel, magneet of haak monteren
(zie afbeelding F)
De spiegel 25, de magneet 23 en de haak 24 kunnen als hulp-
middel op de camerakop 14 worden gemonteerd.
Schuif een van de drie hulpmiddelen zoals afgebeeld tot aan
de aanslag op de uitsparing van de camerakop 14.
Opmerking: De magneet 23 en de haak 24 zijn alleen ge-
schikt voor het bewegen en verwijderen van loszittende klei-
ne en lichte voorwerpen. Als er te hard wordt getrokken, kun-
nen de inspectiecamera of het hulpmiddel beschadigd raken.
Gebruik
Bescherm het handtoestel 1 en de accu 17 tegen nat-
heid en directe bestraling door de zon. Camerakabel en
camerakop zijn bij een correcte montage waterdicht. Het
handtoestel en de accu zijn echter niet tegen water be-
schermd, bij contact met water bestaat het risico van een
elektrische schok of beschadiging.
Stel de inspectiecamera niet bloot aan extreme tempe-
raturen of temperatuurschommelingen. Laat deze bij-
voorbeeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat de inspectie-
camera bij grote temperatuurschommelingen eerst op de
juiste temperatuur komen voordat u deze in gebruik neemt.
Gebruik de inspectiecamera niet als de lens op de ca-
merakop 14 beslagen is. Schakel de inspectiecamera
pas in als het vocht verdampt is. De inspectiecamera kan
anders beschadigd raken.
De ingeschakelde lamp 15 kan tijdens gebruik heet wor-
den. Raak de lamp niet aan om verbrandingen te vermijden.
Ingebruikneming
Micro-SD-kaart plaatsen
Open de bovenste afdekking 10 en schuif de micro-SD-kaart
20 tot de aanslag in de sleuf 11. Sluit de bovenste afdekking
weer.
In- en uitschakelen
Om de inspectiecamera in te schakelen drukt u op de aan/
uit-toets 3. Op het display 9 verschijnt gedurende korte tijd
het startscherm.
Als u de inspectiecamera wilt uitschakelen, drukt u opnieuw
op de aan/uit-toets 3.
Als op geen enkele toets op de inspectiecamera wordt ge-
drukt, schakelt deze na afloop van de ingestelde tijdsduur (k)
automatisch uit.
Nederlands | 41
1 609 92A 3Z0 | (7.11.17)