nl
Bedieningselementen
Afb. 2
Temperatuurinsteltoets
1
Met deze toets wordt de
temperatuur ingesteld.
2
Temperatuurindicatie
Koelruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de koelruimte in °C.
Toets „super" (Koelruimte)
3
Om het superkoelsysteem
in en uit te schakelen.
Hoofdschakelaar Aan/Uit
4
Om het hele apparaat in en uit te
schakelen.
Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat inschakelen met de
hoofdschakelaar Aan/Uit, afb 2/4.
De temperatuurindicatie knippert,
afb. 2/2, tot in het apparaat
de ingestelde temperatuur is bereikt.
Het apparaat begint te koelen, de
verlichting is ingeschakeld wanneer de
deur open is.
Na het inschakelen kan het een aantal
uren duren voordat de ingestelde
temperatuur is bereikt. Vóór die tijd geen
levensmiddelen in het apparaat leggen.
48
Aanwijzingen bij het gebruik
De temperatuur in de koelruimte wordt
warmer:
als de deur van het apparaat te vaak
■
geopend werd,
door het inladen van grote
■
hoeveelheden levensmiddelen,
door een hoge
■
omgevingstemperatuur.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets 1 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de koelruimte is ingesteld. De laatst
ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
indicatie 2 aangegeven.
Wij adviseren een temperatuurinstelling
van +4 °C voor de koelruimte.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer
dan bij +4 °C bewaren.