Kleine Storingen Verhelpen - SilverCrest SNMD 33 A1 Instructions D'utilisation Et Consignes De Sécurité

Kleine storingen verhelpen

Probleem Oorzaak
Bovendraad 1. Machine niet goed ingeregen.
breekt 2. Garen te strak gespannen.
3. Garen te dik voor het naaldoog.
4. Naald niet goed aangebracht.
5. Garen om de klospen gewikkeld.
6. Naald beschadigd.
Onderdraad 1. Spoelhouder verkeerd
breekt aangebracht.
2. Spoelhouder verkeerd
ingeregen.
3. Onderdraad te strak
gespannen.
Overgeslagen 1. Naald niet goed aangebracht.
steken 2. Naald beschadigd.
3. Verkeerde naald.
4. Voet niet goed gemonteerd.
Naald 1. Naald beschadigd.
gebroken 2. Naald niet goed aangebracht.
3. Verkeerde naald voor deze stof.
4. Verkeerde voet.
Steken te los 1. Machine niet goed ingeregen.
2. Spoelhouder verkeerd
ingeregen.
3. Verkeerde
naald/stof/garencombinatie.
4. Verkeerde garenspanning.
Stof rimpelt of 1. Naald te dik voor de stof.
lubbert 2. Verkeerde steeklengte.
3. Garen te strak gespannen.
Onregelmatige 1. Slechte kwaliteit garen.
steken, 2. Spoelhouder verkeerd
hortende ingeregen.
doorvoer 3. Er is aan de stof getrokken.
Lawaaiige 1. Machine moet geolied worden.
machine 2. Stof of olie op de spoelhaak of
de naaldstang.
3. Naald beschadigd.
Machine Het garen zit vast in de spoelhaak.
verstopt
Oplossing
1. Opnieuw inrijgen.
2. Garenspanning verminderen (lager nummer)
3. Dikkere naald gebruiken.
4. Naald verwijderen en met de platte kant van
de kolf naar achteren plaatsen.
5. Klos verwijderen en het garen er op wikkelen.
6. Naald vervangen.
1. Spoelhouder verwijderen, opnieuw
aanbrengen en aan het garen trekken. Het
garen moet gemakkelijk van de spoel
getrokken kunnen worden.
2. Controleer de spoel en de spoelhouder.
3. Onderdraadspanning verminderen zoals
beschreven.
1. Naald verwijderen en met de platte kant van
de kolf naar achteren plaatsen.
2. Nieuwe naald aanbrengen.
3. Naald kiezen aan de hand van garen en stof.
4. Controleren en beter aanbrengen.
1. Nieuwe naald aanbrengen.
2. Naald opnieuw aanbrengen (platte kant naar
achteren).
3. Naald kiezen aan de hand van garen en stof.
4. Andere voet gebruiken.
1. Inrijgen controleren.
2. Spoelhouder inrijgen aan de hand van de
tekening.
3. De naalddikte moet absoluut geschikt zijn
voor het garen en de stof.
4. Garenspanning nastellen.
1. Dunnere naald gebruiken.
2. Steeklengte nastellen.
3. Spanning nastellen.
1. Beter garen gebruiken.
2. Spoelhouder verwijderen, opnieuw inrijgen en
beter aanbrengen.
3. Tijdens het naaien niet aan de stof trekken.
1. Nasmeren volgens de voorschriften.
2. Spoelhaak en transporteurklauwen
schoonmaken volgens voorschrift.
3. Naald vervangen.
Bovendraad en spoelhouder losnemen,
handwiel heen en weer draaien en garenresten
verwijderen. Nasmeren volgens de
voorschriften.
Maintenance
NL / BE 47