8. Ingebruikname en bediening
a) Aansluiting en ingebruikname
• Plaats het laboratorium-netapparaat op een vaste, vlakke ondergrond.
• De aan/uit-schakelaar moet aanvankelijk op "OFF" staan.
• Steek de koelapparaatstekker van de meegeleverde netaansluitingskabel in aansluiting (16) aan de achterkant
van het apparaat en de netstekker in een contactdoos met 230 V/50 Hz wisselstroom.
• Schakel nu het laboratorium-netapparaat in door de aan/uit-schakelaar (10) in te drukken (positie "ON").
• De beide LED-aanduidingen (1 en 2) gaan branden en geven de op dat moment ingestelde stroom- en
spanningswaarde weer.
• Afhankelijk van de instelling van de draairegelaar "CURRENT" (11) voor de uitgangsstroombegrenzing gaat ofwel
de LED-aanduiding "CV" (12) voor de spanningsregeling van de uitgang ofwel de LED-aanduiding "CC" (13) voor
de stroomregeling van de uitgang branden.
• Het laboratorium-netapparaat is nu gereed voor het instellen van de uitgangsspanning en de stroombegrenzing.
b) Instellen van de uitgangsspanning
Opdat de correcte uitgangsspanning kan worden ingesteld, moet de uitgang van het laboratorium-netapparaat in
spanningsgeregelde toestand worden gebruikt.
• Draai de draairegelaar "CURRENT" (11) voor de uitgangsstroombegrenzing van de linker aanslag met de wijzers
van de klok mee totdat de rode LED-aanduiding "CC" (13) voor de stroombegrenzing "CC" uitgaat en de groene
LED-aanduiding "CV" (12) voor de spanningsregeling gaat branden.
• Controleer de draairegelaar "FINE" (6) voor een nauwkeurige instelling van de spanning. Deze regelaar moet in
de middenpositie staan.
• Stel daarna de gewenste uitgangsspanning ongeveer in met de draairegelaar "VOLTAGE" (5). De op dat moment
ingestelde spanning wordt door middel van de LED-aanduiding "V" (2) weergegeven. Als de regelaar met de
wijzers van de klok mee wordt gedraaid, dan gaat de spanning omhoog, en als de regelaar tegen de wijzers van
de klok in wordt gedraaid, dan gaat de spanning omlaag.
• Daarna kan de uitgangsspanning exact worden ingesteld met de draairegelaar "FINE" (6).
Mocht de draairegelaar "FINE" (6) tot de aanslag moeten worden gedraaid, draai dan terug tot de
middenpositie en verander de spanningswaarde enigszins met de draairegelaar "VOLTAGE" (5) en
probeer dan opnieuw nauwkeurig in te stellen.
Attentie!
De ingestelde spanning komt pas bij de uitgangsbussen beschikbaar, wanneer de druktoets (4) voor het
activeren/deactiveren van de uitgangsbussen wordt bediend. In dat geval branden ook de LED-
aanduidingen (3) voor de actief geschakelde uitgangsbussen.
49