INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK
1. Zorg ervoor dat de radiator op een vlakke en stabiele ondergrond
staat voordat u hem gebruikt. Er kan schade ontstaan als hij op een
helling wordt gezet.
2. Zet alle knoppen in de UIT-stand en steek de stekker in een goed
geaard stopcontact. Zorg ervoor dat de stekker goed is aangesloten.
3. Draai de thermostaatknop rechtsom in de MAX-stand en zet de
radiator als volgt aan: zet op I voor weinig warmte, zet op II voor
gemiddelde warmte en zet beide schakelaars aan voor veel warmte.
4. Wanneer uw ruimte op de gewenste temperatuur komt, draait u de
thermostaatknop langzaam linksom (tegen de klok in) tot het
indicatielampje dooft. De thermostaat kan nu op deze stand blijven
staan. Zodra de kamertemperatuur onder de ingestelde temperatuur
zakt, wordt de radiator automatisch ingeschakeld en blijft deze
ingeschakeld tot de ingestelde temperatuur weer is bereikt. Op die
manier blijft de ruimte op temperatuur terwijl het stroomverbruik zo
laag mogelijk is.
5. Als u de temperatuurinstelling voor de ruimte wilt wijzigen, draait u de
thermostaatknop rechtsom om de temperatuur te verhogen of linksom
(tegen de klok in) om deze te verlagen.
6. Deze radiator is voorzien van een oververhittingsbeveiliging die de
radiator uitschakelt wanneer delen ervan te heet worden.
7. Om de radiator volledig uit te schakelen, zet u alle knoppen op OFF
en haalt u de stekker uit het stopcontact.
ONDERHOUD
1. Haal altijd de stekker uit het stopcontact en laat de radiator afkoelen
voordat u de radiator schoonmaakt.
2. Reinig de radiator met een zachte, vochtige (niet natte) doek.
WAARSCHUWING:
Dompel de radiator niet onder in water.
Gebruik geen chemische reinigers zoals schoonmaakmiddelen of
schuurmiddelen op de radiator.
Laat de binnenkant van de radiator niet nat worden, want dit kan een
gevaarlijke situatie creëren.
3. Wanneer u de radiator wilt opbergen, rolt u het snoer op en zet u de
radiator op een schone, droge plek.