Plaats het apparaat op een
stabiele, vlakke ondergrond.
Plaats het apparaat niet op
een natte ondergrond.
Zet het apparaat niet op de
rand van een tafel, omdat
het dan kan kantelen en val-
len.
3.1. Productspecifi eke geva-
ren
De ventilator mag uitslui-
tend worden gebruikt als
deze volledig is gemon-
teerd!
Steek geen vingers of an-
dere voorwerpen door het
beschermrooster.
Let erop dat er in de directe
omgeving van het apparaat
geen stoffen, zoals gordij-
nen, hangen of liggen. Deze
stoffen kunnen worden aan-
gezogen en in het apparaat
vast komen te zitten.
Gebruik het apparaat niet op
een ongelijke ondergrond
of in de buurt van een trap.
Voorkom dat het apparaat
tijdens het gebruik kan kan-
telen (bijvoorbeeld door
randen op de vloer).
Controleer alle schroefver-
bindingen en stekkers regel-
matig!
38
Draai losse schroeven aan en
zorg dat stekkers stevig zijn
aangesloten.
Schakel het apparaat bij on-
weer uit en trek de stekker
uit het stopcontact.
Draag het apparaat niet ter-
wijl het in gebruik is.
Dek het apparaat tijdens ge-
bruik niet af.
Zorg voor vrije luchtinlaat
en -uitlaat. Zorg ervoor dat
de luchtinlaat en -uitlaat vrij
zijn van vuil of losse voor-
werpen.
3.2. Geluidsemissie
Het geluidsniveau van de
ventilator is minder dan
dB(A).
3.3. Omgaan met batt erijen
WAARSCHUWING!
Gevaar voor brand-
wonden!
De afstandsbediening is voor-
zien van een knoopcelbatterij.
Als deze batterij wordt inge-
slikt, kunnen er binnen uur
ernstige inwendige brandwon-
den ontstaan die de dood tot
gevolg kunnen hebben.
Als u vermoedt dat er een
batterij werd ingeslikt of er-