Dit wordt gerealiseerd doordat er een isolatielaag tus-
sen de elektrische en mechanische onderdelen gelegd
wordt. De dubbele isolatie garandeert u de grootst mo-
gelijke veiligheid.
Beschermingsinrichting tegen oververhitting
Indien het apparaat door een vreemd voorwerp geblok-
keerd wordt of indien de motor overbelast geraakt, wordt
de motor door een beschermingsinrichting automatisch
uitgeschakeld.
- Laat de inschakelhendel los. Trek de netstekker los!
- Verwijder de blokkade en laat de motor afkoelen. Ver-
vang, zo nodig, de beschadigde tanden.
Montage
(afb. 2)
Middelste geleidingsrail (afb. 2a)
Breng de middelste geleidingsrail (4) op de onderste ge-
leidingsrail (6) en bevestig deze met de meegeleverde
bouten (M6 x4 5) en vleugelmoeren.
Bovenste geleidingsrail (afb. 2a)
Koppel de bovenste geleidingsrail (2) en de middelste
geleidingsrail (4) met de meegeleverde bouten (M6 x4
45) en vleugelmoeren.
Schakelmontage (afb. 1) (indien nodig!)
Monteer de 2-hands-veiligheidsschakelaar op de boven-
ste geleidingsrail (2 bouten 3.9x19).
Bevestig de kabel met behulp van de kabelklemmen (5)
op de rail (afb. 2b).
Montage van de grondhaak met het wiel (afb. 2c)
Breng de grondhaak (7) met het wiel omlaag onder in
de hoeksteun en bevestig deze met de bout (M6x35)
en vleugelmoer.
Gebruik van de bodemhaak
Werkbreedte instellen (afb. 6)
De werkbreedte van de bodemhaak kan worden geva-
rieerd. Het apparaat kan telkens met één, twee of drie
tanden aan elke zijde worden gebruikt (zie: "Uit- en in-
bouw van de tanden"). Hierbij moet de tandenset (X)
met de eenzijdige as altijd aan de buitenzijde worden
gemonteerd!
Opmerking: voor transport wordt de hakstaart (7) zo
gemonteerd dat het wiel onder is. Om er mee te werken
wordt de hakstaart omgekeerd gemonteerd zodat het
wiel boven is (afb. 2c).
• Rijd het apparaat naar de plaats waar u wilt werken
alvorens de motor te starten.
Instelling van de hakstaart (afb. 2c)
De instelling van de hakstaart (7) bepaalt de werk-diepte
(3 posities). Hoe verder de hakstaart omlaag wordt gezet
des te dieper zal het apparaat in de aarde boren. De
juiste hakdiepte is bepalend voor een optimaal resultaat
waarbij de instelling al naargelang de grondomstandig-
heden kan variëren.
Aansluiting op het stroomnet (afb. 3)
Steek het snoer in de stekker van het apparaat en bevei-
lig het met de snoerklem (3) zoals in afb. 3 weergegeven.
Inschakelen (afb. 4)
• Druk met uw duim op de vergrendelknop (I) aan de
rechterkant van de handgreep en druk tegelijk op de
werkschakelaar (II).
• De vergrendelknop (I) dient alleen voor het vrijgeven
van het inschakelen en hoeft na het inschakelen niet
ingedrukt te worden gehouden.
• Voor het uitschakelen de schakelaars (II) weer loslaten.
Let op: Bij deze handelwijze wordt de moter electrisch
afgeremd. Daarbij ontstaat in de kast van de motorhak-
frees een lichtflits. Dat hoort bij de techniek en wordt in
geen geval door een defect veroorzaakt.
Tips
• Houd het apparaat bij het inschakelen goed vast.
• De tanden trekken het apparaat bij de werkzaamhe-
den naar voren; oefen druk uit op de geleidesteel en
laat de tanden langzaam neer.
• Indien de motorhakfrees zo diep graaft, dat ze niet
meer van plaats kan veranderen, beweegt u het ap-
paraat lichtjes van de ene naar de andere zijde opdat
ze opnieuw voorwaarts beweegt.
• Ter voorbereiding van zaaibedden raden wij het
gebruik van één van de freesmodellen uit afbeelding
5 aan.
• Freesmodel A – voer twee freesgangen over de te
behandelen oppervlakte door, de tweede gang in een
rechte hoek tot de eerste.
• Freesmodel B – voer twee freesgangen over de te be-
handelen oppervlakte door, waarbij de tweede gang
de eerste moet overlappen.
• Let er in het bijzonder bij het achteruitgaan en het
trekken van de motorhakfrees op dat u niet struikelt.
• Laat de tanden steeds met het hoogste toerental in
werking; let er bij de werkzaamheden op dat u het
apparaat niet overbelast.
• Breng de motorhakfrees nooit over het verleng-
snoer; zorg er beslist voor dat het snoer zich in een
veilige positie achter u bevindt.
• Neem bij de werkzaamheden op een helling steeds
een positie diagonaal op de helling in en let op een
vaste, veilige stand. Werk niet op extreem steile hel-
lingen.
Transport
Opgepast! Vooraleer het apparaat te transpor-
teren, de motor uitschakelen.
De tanden en het apparaat zelf kunnen beschadigen
wanneer u het apparaat met uitgeschakelde motor bijv.
over een harde ondergrond beweegt. Zorg ervoor dat de
tanden de grond niet raken. Gebruik voor het transport
van de hak het transportwiel. Monteer de hakstaart daar-
voor zoals te zien op afb. 2c.
NL-4