A. Achter
B.
Voor
1.
Band 2
2.
Band 1
3.
Achterste band
4.
Kinband
5.
Borgring
AFB. 1
A.
Voor
1.
Kinband
2.
Riemspanner
3.
Achterste band
4.
Achterste spanner
AFB. 2
AANWENDING
GOED PASSEND MAKEN
Voor de juiste bescherming moet de helm
goed passend worden gemaakt. Als de helm
is vastgemaakt en niet naar voren, achteren
of naar de zijkant kan schuiven, is de helm
juist afgesteld. Als de helm naar achteren of
voren kan schuiven, moeten de riempjes en
indien nodig de achterste riemspanner worden
aangepast.
LET OP!
•
Controleer bij het gebruik van de helm
telkens of hij goed past.
•
Het mag niet mogelijk zijn de helm af te
doen zonder de sluiting los te maken.
•
De banden mogen niet over de oren
heen zitten en sluiting moet van de kin
af gericht zijn.
•
Als de helm bij de gebruiker niet goed
kan worden afgsteld, moet een andere
helm wordt gebruikt.
Riempjes en spanners
De helm is voorzien van een sluiting die
eenvoudig open en dicht kan worden gedaan
zonder de pasvorm te veranderen. De banden
moeten gelijkmatig gespannen zijn.
1.
Plaats de helm stevig op uw hoofd en
maak de spanner vast.
2.
Pas de achterste spanner aan zodat de
helm comfortabel (voldoende strak) om
het hoofd zit. Draai met de klok mee om
aan te draaien en tegen de klok in om
losser te draaien.
3.
Merk op welke riempjes los zitten. Doe de
helm af en maak de banden waar nodig
korter.
–
Houd de sluiting met één hand vast
om de kinband korter te maken. Trek
vervolgens de band door de sluiting.
–
Om de achterste band korter te
maken, trekt u de band uit de
achterkant van band 2. Houd de
helm met één hand vast Houd met
uw andere hand de banden vast
waar ze onder de kin langs gaan.
Trek van de ene naar de andere kant
om alle banden gelijkmatig zijwaarts
af te stellen.
4.
De helm moet recht en stevig op het
hoofd zitten.
–
Als u de helm lager op het voorhoofd
wilt plaatsen, maakt u de kinband
korter en de achterste band langer.
–
Als u de helm hoger op het
voorhoofd wilt plaatsen, maakt u de
kinband langer en de achterste band
korter.
NL
2