1
2
EISEN DIE WORDEN GESTELD AAN HET STRIPPEN EN AANSLUITEN VAN DRADEN
Strip de draad en klem een
ringkabelschoen op de draad
LEIDINGISOLATIE
5
1. Voer de isolatie van de verbindingen van de leidingen uit zoals wordt genoemd in diagram weergave installatie binnen-/buitenunit.
Omwikkel het einde van de geïsoleerde leidingen zodat er geen water in de leidingen kan komen.
INSTALLEER HET UITBLAASROOSTER
6
1. Verwijder de 3 schroeven die op de voorplaat van de behuizing zijn bevestigd. (Figuur 6-1)
2. Breng de 4 klauwen aan van het uitblaasrooster (rechterzijde) 4 en bevestig de 3 schroeven. (Figuur 6-2)
Zorg ervoor dat het uitblaasrooster op de buitenunit wordt bevestigd, voordat
deze wordt ingeschakeld om u te beschermen tegen een draaiende ventilator.
Als bij de installatie of het onderhoud de buitenunit moet worden gereinigd, mag
deze niet met een op koolwaterstoffen gebaseerd oplosmiddel worden gereinigd.
10
Schroef
3
De aarddraad
moet om
veiligheidsredenen
langer zijn dan de
andere draden.
kabelwartel
Binnendiameter: Ø5,2 of meer
Buitendiameter: Ø12,5 of minder
VOORZICHTIG
Verwijder de
3 schroeven
Breng 4 klauwen aan
Figuur 6-1
VOORZICHTIG
Aansluitingen op de binnenunit
Kleur van de draden
Aansluitingen op de buitenunit
Aansluitingsschroef
M4
M5
Aansluitplaat
binnenshuis/
buitenshuis
5 mm of meer
(ruimte tussen draden)
Fig. 4 - 5
Figuur 6-2
WAARSCHUWING
Dit apparaat moet goed
worden geaard.
1
2
3
1
2
3
Aanhaalmoment
cN•m {kgf•cm}
157 ~ 196 {16 ~ 20}
196 ~ 245 {20 ~ 25}
Bevestig de
3 schroeven