5.2.6 . De luchtslang aan de blazer bevestigen :
Plaats de pennen van de bajonetfitting van de slang op één lijn met de gaatjes van de luchtuitlaat
van de blazer. Druk de bajonetfitting in de blazer tot ze helemaal in de gaatjes zit; draai er in
wijzerzin aan tot de pennen op hun plaats vallen.
Dezelfde procedure moet worden gevolgd om de slang aan het kopstuk te bevestigen.
5.2.7. De lashelm opzetten:
Stel eerst de lashelm af en pas de lasfilter aan (zie de gebruiksaanwijzing voor de helm). Zet de helm in de
hoogste stand. Plaats de helm over uw hoofd en regel het kopstuk bij tot het voldoende aansluit. Trek de
plastic kinbeschermer naar beneden, tegelijk met de helm. Zorg ervoor dat de plastic kinbeschermer
comfortabel onder uw kin past.
De lashelm is nu klaar voor gebruik.
5.3. Gebruik:
Schakel het toestel in met de ON/OFF-knop op het bedieningspaneel. Het luchtdebiet kan met de
twee pijltoetsen worden geregeld van 180 I/min tot 220 I/min.
De voorfilter is een mof die over de hoofdfilter past. Om hem te verwijderen 1vervangen moet u Het toestel
zorgt voor een constante luchtaanvoer. De microprocessor binnenin het toestel past automatisch de
motorsnelheid aan de verstopping van de tilter en de status van de batterij aan. Ais de microprocessor het
ingestelde luchtdebiet niet kan leveren, zal een 'pieptoon' weerklinken (een hoorbaar geluidssignaal). De
qebruiker moet dan de blazer controleren. Indien mogelijk zal de microprocessor het luchtdebiet automatisch
een niveau verlagen; het alarm blijft weerklinken ais ook het lagere niveau niet kan worden gehaald.Ais het
luchtdebiet tot onder het minimale veilige niveau zakt, weerklinkt een tweede geluidsalarm, naast het eerste,
en zal het toestel trillen. De gebruiker moet dan onmiddellijk stoppen met werken, de werkomgeving
verlaten, naar een veilige plek gaan en de filter vervangen of de batterij vervangen/weer opladen.
De batterij controleren: ais het toestel voor de eerste maal wordt opgestart, zullen enkele LED's rood
oplichten. Het is aangeraden om enkel met een volledig opgeladen batterij aan een shift te beginnen.
Ais een volledig opgeladen batterij geplaatst is, zou het toestel normaal moeten werken. Ais het geluidsalarm
nog altijd weerklinkt, moet de gebruiker de filler vervangen. Ais het probleem aanhoudt, moet u hoofdstuk 8
raadplegen voor meer informatie.
6. Alvorens te gebruiken:
6.1 Inspect ie voor gebruik :
Controleer voor u begint le werken of:
· aile onderdelen in goed werkende staat zijn, zonder zichtbare schade (bv. galen, scheuren, enz.). Vervang
eventueel beschadigde of versleten onderdelen. Controleer zorgvuldig de luchtslang, slang, dichtingen en
het gelaatsmasker.
· er een goede verbinding is tussen de luchtslang en hel kopstuk, alsook de blazer.
· er voldoende luchtdebiet is (zie 6.2.).
· de lucht door het hele ademhalingstoestel stroomt, van de blazer naar het kopstuk. Laad de batterij voor
het eerste gebruik (zie 6.3.).
6.2. Luchtdebietlest:
1. Koppel de luchtslang los van de blazer.
2. Steek de luchtdebietindicator in de connector van de luchtslang en houd de slang verticaal, op ooghoogte.
3. Schakel het toestel in. Het luchtdebiet volstaat enkel ais het balletje tot aan het minimale debiet komt. Ais
de indicator tot onder het minimale debiet zakt, moet de batterij worden opgeladen of de filter vervangen. Ais
het probleem aanhoudt, moet u hoofdstuk 8 raadplegen voor meer informatie.
6.3. Batterijen:
OPGELETI Batterijen worden deels opgeladen geleverd, Alle batterijen moeten volledig worden opgeladen
alvorens ze voor de eerste maal te gebruiken. De batterij kan apart worden opgeladen of in de blazer. De
lader mag enkel worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor hij bestemd is. Laad de batterij niet op in een
potentieel explosieve atmosfeer. De batterijlader is bedoeld voor gebruik binnenshuis. Hij moet tegen
vochtigheid worden beschermd. De lader regelt automatisch het opladen. Eens de batterij is opgeladen,
schakelt de lader over ophet druppelladen om ervoor te zorgen dat de batterij volledig opgeladen blijft. De
oplaadduur bedraagt 8 uur.
6.3.1. Batterijen opladen :
1. Controleer of het stroomnet de juiste spanning heeft.
2. Steek de lader in het stopcontact.