S
S
92 / S
92 C
AEY
AEY
AEY
UCINA
6.3 Het rookkanaal
Voordat een kachel op het rookkanaal aangesloten wordt, moet gecontroleerd worden of de afmetingen en de
kwaliteit van het rookkanaal beantwoorden aan de geldende lokale voorschriften. De afmetingen moeten desgevallend
berekend worden.
Wij kunnen u een goede werking van het toestel garanderen als de schouwtrek zich tussen de 10 en 20 Pa bevindt. Is
de trek van het rookkanaal te groot, dan moet een trekregelaar ingebouwd worden.
Is de schouwtrek te laag dan dienen volgende stappen te worden overwogen:
Schoorsteen langer maken
Schoorsteen beter isoleren (minder afkoelen van de rookgassen)
Luchttoevoer verbrandingslucht verbeteren
Dichtheid van de schoorsteen verbeteren
Veel problemen met kachels vinden hun oorzaak in slecht werkende schouwen. Daarom enkele tips:
Een rond kanaal heeft de voorkeur (minder wrijving)
De diameter van de schouw mag nooit kleiner zijn dan deze van het toestel
De monding van de schoorsteen dient vrij te zijn van hindernissen.
De schoorsteen dient zo verticaal als mogelijk te zijn met een minimum aan bochten.
De schoorsteen mag geen valse lucht aanvoeren. Let op gesloten schoorsteenschuiven en reinigingsopeningen in
de kelder of op het dak!
De schoorsteen mag niet te veel aansluitingen bevatten – dit remt de opwaartse druk. Raadpleeg uw
schoorsteenspecialist!
De schoorsteenaansluitingen van verschillende stookplaatsen mogen niet tegenover elkaar resp. op dezelfde
hoogte liggen, eveneens om te vermijden dat verbrandingsgassen niet afgevoerd worden. Twee aansluitingen van
rookafvoerbuizen moeten minstens 30 cm, in de hoogterichting, van elkaar verwijderd zijn.
Voor de details betreffende de schoorstenen verwijzen wij u door naar de respectievelijke normen waaraan de
schoorstenen dienen te voldoen.
NEDERLANDS
7
02042012– v01