INSTALLATIE
·
Plaats de airco op een solide en stabiele ondergrond, om de
geluidshinder en vibratie tot een minimum te beperken. Zorg er ook
voor dat de ondergrond sterk genoeg is om het gewicht van het toestel
te dragen.
Om het toestel makkelijk te kunnen verplaatsen, is het voorzien van
·
wieltjes. Zorg ervoor dat je het toestel alleen rolt over een gladde en
vlakke ondergrond. Wees voorzichtig wanneer je het toestel al rollend
verplaatst over een tapijt. Rol het toestel nooit over een object.
·
De voedingskabel moet steeds aangesloten worden op een stopcontact
dat geïnstalleerd en geaard is volgens de lokale standaarden en normen.
·
Plaats geen voorwerpen binnen een straal van 50 cm rondom het
toestel.
De luchtuitlaatslang moet geplaatst worden tijdens de instelling COOL en
·
AUTO. Tijdens de instelling FAN en DRY heb je de luchtuitlaatslang niet
nodig.
Zorg ervoor dat de luchtuitlaatslang niet te fel gebogen is bij het gebruik.
·
·
Zorg ervoor dat de luchtuitlaat met de slang naar buiten wordt gebracht.
Houd de opening naar buiten zo klein mogelijk zodat er geen warme lucht
van buiten terug binnen kan.
INSTALLATIE MUURBEVESTIGING
·
Plaats het koppelstuk van de luchtuitlaatslang op het uiteinde van de slang.
Plaats de luchtuitlaatslang op de luchtuitlaat aan de achterzijde van het toestel.
·
·
Maak een opening in de muur ter grootte van de
muuradapter.
·
Plaats de muuradapter in de opening. Bevestig de
muuradapter met de meegeleverde schroeven.
·
Plaats het koppelstuk van de muurbevestiging op
het andere uiteinde van de luchtuitlaatslang.
·
Bevestig de slang met koppelstuk op de
muuradapter.
8
DO10160
max 120 cm
min 30 cm