3. TECHNISCHE GEGEVENS
Model
Netspanning / Frequentie
(V / Hz)
Nominaal vermogen (Watts)
Beschermingsklasse (IP)
Zuigaansluiting
Drukaansluiting
Max. doorvoercapaciteit
(Qmax)
(l/h)
(1)
Max. druk (bar)
Max. opvoerhoogte
(Hmax)
(m)
(1)
Zuighoogte max. (m)
Max. grootte van gepompte
vaste deeltjes (mm)
Min. omgevingstemperatuur (°C)
Max. omgevingstemperatuur (°C)
Minimumtemperatuur van de
gepompte vloeistof (°C)
Maximumtemperatuur van de
gepompte vloeistof (Tmax) (°C)
Lengte aansluitkabel (m)
Kabelsoort
Gewicht (netto) (kg)
Gegarandeerd geluidsniveau
(LWA)
(dB)
(2)
Gemeten geluidsniveau
(LWA)
(dB)
(2)
Afmetingen (L x D x H) (mm)
1) De aangegeven maximale geluidsniveaus werden bepaald
bij een vrije, niet-gereduceerde in- en uitlaat.
2) Geluidsemissiewaarden verkregen in overeenstemming met
de norm EN 12639. Meetmethode volgens EN ISO 3744.
4. LEVERINGSOMVANG
Tot de leveringsomvang van dit product behoort
het volgende : Een pomp met aansluitkabel, een
gebruiksaanwijzing.
Controleer de leveringsomvang op volledigheid.
Afhankelijk van het gebruiksdoeleinde kunnen
andere accessoires noodzakelijk zijn (zie hoofdstuk
„Installatie",
„Automatisering
accessoires en „Bestelling van reserveonderdelen").
Bewaar de verpakking indien mogelijk tot aan
het verstrijken van de garantieperiode. Voer de
verpakkingsmaterialen op milieuvriendelijke wijze af.
5. INSTALLATIE
5.1. ALGEMENE INSTALLATIE-INSTRUCTIES
ECOP-140
220-240 / 50
600
x4
F26/34 (1")
F26/34 (1")
en het gehele aangesloten systeem moeten tegen
vorst en weersinvloeden worden beschermd.
3600
3,5
35
Alle aangesloten leidingen moeten absoluut water-
en luchtdicht zijn, omdat lekkende leidingen de
7
prestatie van de pomp verminderen en aanzienlijke
schade kunnen veroorzaken. Isoleer daarom altijd de
1
schroefverbindingen van de leidingen onderling en
de verbinding naar de pomp met teflonband. Alleen
5
het gebruik van afdichtmateriaal zoals teflonband
35
garandeert een luchtdichte montage.
5
Gebruik niet te veel kracht bij het aandraaien
van schroefverbindingen, om beschadiging te
voorkomen. Let er bij het leggen van de aangesloten
35
leidingen op dat er geen druk door gewicht, trillingen
1
of spanningen op de pomp wordt uitgeoefend.
Bovendien mogen de aangesloten leidingen geen
H07RNF
knikken of tegenhellingen vertonen.
8,9
Raadpleeg ook de afbeeldingen in het aanhangsel
aan het einde van deze handleiding. De cijfers en
-
andere gegevens die hierna tussen haakjes worden
vermeld, verwijzen naar deze afbeeldingen.
-
5.2. INSTALLATIE VAN DE AANZUIGLEIDING
-
Gebruik een aanzuigleiding die dezelfde diameter
heeft als de zuigaansluiting (4) van de pomp. Bij
een aanzuighoogte (HA) van meer dan 4 m is het
echter raadzaam een leiding met een 25 % grotere
diameter te gebruiken en deze d.m.v. passende
vernauwingsstukken met de aansluitingen te
verbinden.
De ingang van de aanzuigleiding moet van een
terugslagventiel (8) met aanzuigfilter (3) zijn voorzien.
De filter biedt bescherming tegen grotere vuildeeltjes
in het water, die de pomp of het leidingsysteem
met
speciale
zouden
Het
van de druk na het uitschakelen van de pomp.
Bovendien vereenvoudigt het de ontluchting van
de aanzuigleiding door het bijvullen van water. Het
terugslagventiel met aanzuigfilter - dus de ingang
van de aanzuigleiding - moet zich tenminste 0,3 m
onder het oppervlak van de te verpompen vloeistof
bevinden (HI). Zo kan worden voorkomen dat lucht
wordt aangezogen. Zorg voor voldoende afstand
Tijdens de gehele installatieprocedure mag
het toestel niet aan het elektriciteitsnet zijn
aangesloten.
Plaats de pomp op een droge plek. De
omgevingstemperatuur mag niet boven
40 °C en niet onder 5 °C liggen. De pomp
Let er bij de plaatsing van het toestel op dat
er voldoende lucht bij de motor komt.
De ingang van de aanzuigleiding moet van
(1) een terugslagventiel met aanzuigfilter
zijn voorzien.
kunnen
verstoppen
terugslagventiel
voorkomt
NL
of
beschadigen.
het
afnemen