Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
Temperatuurinstelling De temperatuur van
het apparaat kan worden aangepast door aan
de thermostaatknop te draaien.
De thermostaat is in te stellen tussen 1 en 7.
• 1 is de warmste stand.
• 7 is de koudste stand.
• Zet de draaiknop op OFF om de koelfunctie uit te
schakelen.
Onder de normale bedrijfsomstandigheden (in de
lente en de herfst), wordt aanbevolen om de
temperatuur in te stellen op 4 .
In de zomer, wanneer de omgevingstemperatuur
hoog is, wordt aanbevolen om de temperatuur in te
stellen
op
3-4,
vriezertemperaturen te garanderen en de continue
bedrijfstijd van de koelkast te verkorten; en in de
winter, wanneer de omgevingstemperatuur laag is,
wordt aanbevolen om de temperatuur in te stellen
op 5-6 om frequent starten/stoppen van de koelkast
te voorkomen.
Opmerkingen: De temperaturen kunnen variëren
afhankelijk van de instellingen als gevolg van
compressorcycli en buitenomstandigheden.
Snel bevroren
1. Snel invriezen zorgt ervoor dat water in het
voedsel zich tot fijne ijskristallen vormt, om te
voorkomen dat het celmembraan wordt beschadigd
en het cytoplasma verloren gaat bij het ontdooien,
waardoor de oorspronkelijke versheid en voeding
van voedsel behouden blijft.
om
de
koelkast-
2. Vers voedsel en lang houdbare vis moeten snel worden
ingevroren. Om snel invriezen te realiseren, stelt u de
knopschakelaar in op modus "7" voordat u het voedsel
toevoegt.
3. Draai na het snelvriezen de knop terug naar de
oorspronkelijke modus (in het algemeen mag de tijd voor
snelvriezen niet langer zijn dan 4 uur).
Opmerkingen: De thermostaatinstelling '6' of '7' is geschikt
wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan 16 °C,
maar het kan leiden tot ijsvorming als de koelkast lange
tijd op een dergelijke instelling blijft draaien onder de
normale omgevingstemperatuur, wat behoort tot een
normaal verschijnsel. In dat geval wordt aanbevolen om
de thermostaatinstelling op de juiste manier terug te
stellen.
en
Publicité
