GEBRUIK «
> Aansluiting op het net
Zorg ervoor dat de gegevens op het typeplaatje
exact overeenstemmen met de waarden van
de netspanning vóór u het toestel op het net
aansluit.
Sluit de stekker aan op een verlengkabel. Het is
verplicht om de verlengkabel vast te zetten
met de kabelbeugel.
«
Fig D »
> Starten
Duw de veiligheidsknop (A) in en hou hem
ingedrukt. Trek dan de schakelaarhendel (B) naar
de beugel toe. Laat de veiligheidsknop los.
Na het uitschakelen draait het
mes nog een paar seconden
Schakel het toestel niet kort
> Veiligheidsknop
Belangrijk! Om te voorkomen dat de machine per
ongeluk gestart kan worden is de grasmaaier
uitgerust met een veiligheidsknop die moet worden
ingedrukt vóór de schakelaarhendel bediend kan
worden. De grasmaaier schakelt zichzelf uit
wanneer de schakelaarhendel wordt losgelaten.
(A&B)
Herhaal deze werkwijze een paar keer zodat u er
zeker van bent dat de machine correct werkt. Zorg
ervoor dat het mes niet draait en dat de stekker uit
het stopcontact is vóór u onderhoud of reparaties
aan de machine uitvoert.
Open voor het leegmaken
van de grasopvangzak nooit
uitwerpopening wanneer
Het draaiende mes kan
ernstige verwondingen
Zet de grasklep en de grasopvangzak altijd stevig
vast. Schakel altijd de motor uit vóór u de
grasopvangzak verwijdert of de klep opent.
De veiligheidsafstand tussen de behuizing van
het mes en de gebruiker, afgebakend door de
staven van de beugel, moet altijd worden
aangehouden.
Fig B & D »
«
Fig B »
OPGELET:
door.
WAARSCHUWING:
na elkaar in en uit.
Belangrijk!
de klep van de
motor nog draait.
veroorzaken.
> Informatie over correct maaien
We raden u aan om in overlappende banen te
maaien. Maai enkel met scherpe en perfecte
messen zodat de messen het gras niet uitrafelen
waardoor dit geel verkleurt.
De maaihoogte moet tussen de 4 en 6 cm liggen en
de groei tot aan de volgende maaibeurt moet tussen
de 4 en 5 cm liggen. Wanneer het gras hoger is
uitgegroeid bij de volgende maaibeurt, maak dan
niet de fout om het in een beurt tot zijn normale
lengte af te maaien omdat dit het gras zal
beschadigen. Maai nooit meer dan de helft van de
lengte van het gras af. Hou de onderkant van de
motorbehuizing proper en verwijder alle grasresten.
Grasresten bemoeilijken het starten van de
grasmaaier en hebben ook een negatieve invloed
op de maaikwaliteit en de grasuitworp. Maai op
hellingen altijd haaks t.o.v. de helling (niet in op- en
neergaande bewegingen).
U kunt de neiging van de maaier om van de helling
naar beneden te schuiven compenseren door hem
onder een kleine hoek naar boven te richten. Stel de
maaihoogte in rekening houdend met de actuele
lengte van het gras. Maai het gras in verschillende
keren en zorg ervoor dat u per keer niet meer dan 4
cm van het gras afmaait.
Schakel de motor uit vóór u het mes controleert.
Onthoud dat het mes nog even door blijft
draaien nadat de motor werd uitgeschakeld.
Probeer nooit om het mes tegen te houden.
Controleer regelmatig of het mes stevig vastzit, in
goede toestand verkeert en scherp geslepen is.
Indien dit niet geval is, slijp of vervang dan het mes.
Wanneer het draaiende mes een vreemd voorwerp
raakt, schakel de grasmaaier dan uit en wacht tot
het mes volledig tot stilstand is gekomen. Controleer
dan het mes en de meshouder. Wanneer ze
beschadigd zijn, moeten ze vervangen worden.
Leg het voedingssnoer in lussen op de grond, voor
het stopcontact uit. Maai in de richting weg van het
stopcontact en het snoer en zorg ervoor dat het
snoer altijd op dat gedeelte van het grasveld ligt dat
reeds is afgemaaid zodat u met de grasmaaier niet
over het snoer kunt rijden. Zodra u tijdens het
maaien ziet dat er grasresten op het gras
achterblijven, moet u de grasopvangzak leegmaken.
26