Bedieningselementen
Afb. "
1
Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
2
Toets „super"
Om het supervriessysteem in en
uit te schakelen.
Brandt alleen als het
supervriessysteem
is ingeschakeld.
3
Temperatuurinsteltoets
Met deze toets wordt de
gewenste temperatuur ingesteld.
4
Temperatuurindicatie
Geeft de ingestelde temperatuur
van de diepvriesruimte aan.
5
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
Inschakelen van
het apparaat
Afb. "
Het apparaat met de insteltoets 1
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen. De
temperatuurindicatie 4 knippert en de
alarmtoets 5 brandt.
Druk de alarmtoets 5 in. Het
alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
Zodra de vriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt, gaat
temperatuurindicatie 4 branden.
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperatuur is bereikt. Vóór die tijd
geen levensmiddelen in het apparaat
leggen.
Door het volledig automatische
■
NoFrost systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is niet nodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van
de deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van
■
de diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot
de onderdruk is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Afb. "
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar
van -16 °C tot -26 °C.
Temperatuur-insteltoets 3 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie 4.
nl
89