4.11
Statuswaarden
De statuswaarden kunnen via de afstandsbediening worden gecontroleerd door de volgende
stappen te volgen.
Stap 1: Druk op
om de parametercontrolemodus binnen te gaan.
Stap 2: Druk op
en
Stap 3: Druk op
om de instelling die u wilt aanpassen te selecteren.
Parametertabel
Parameters
D0
Omgevingstemperatuur
D1
Temperatuur van de waterinlaat
D2
Temperatuur van de wateruitlaat
D3
Temperatuur van de wisselaar
D4
Compressor
D5
Ventilator
D6
4-weg ventiel
D7
Hoge druk ventiel
D8
Lage druk ventiel
D9
Stroomsensor
4.12
Geforceerde ontdooiing
Wanneer de warmtepomp in de verwarmingsmodus werkt :
1. Schakel de warmtepomp uit,
2. Druk op
3 seconden ingedrukt om toegang te krijgen tot de parameterwijzigingspagina.
3. Wijzig parameter C34 : deze is standaard ingesteld op 0. Zet hem op 1 om hem te activeren.
a. Selecteer de gewenste parameter met de pijlen omhoog en omlaag.
b. Druk op
om de aan te passen parameter te selecteren.
c. Gebruik de pijltjes om de waarde van de parameter te wijzigen.
d. Druk op
om te bevestigen en verlaat de pagina.
4. Schakel de warmtepomp in. De warmtepomp begint te ontdooien en het pictogram
knippert.
Wanneer het ontdooien voltooid is, start de warmtepomp opnieuw in de verwarmingsmodus.
25 |
NL
4. Gebruik
om de parameters te zien.
Indicatie
Instelbereik
Opmerkingen
-20°C - 80°C
Gemeten waarde
-20°C - 80°C
Gemeten waarde
-20°C - 140°C
Gemeten waarde
-20°C - 80°C
Gemeten waarde
ON/OFF
Gemeten waarde
ON/OFF
Gemeten waarde
ON/OFF
Gemeten waarde
--
ON/OFF
Gemeten waarde
--