4.3.5
Technische verduidelijkingen
Aanvr. omgev. sensor
Instelling JA: het verzoek tot warmte van de verwarmingsin-
stallatie vindt uitsluitend plaats als de omgevingstempera-
tuur lager is dan het ingestelde set point omgeving.
Instelling NEE: het verzoek tot warmte van de verwarmingsin-
stallatie is continu aanwezig in de modus "Manueel" en "AUTO
COMFORT". In de andere modi is het verzoek niet aanwezig.
Regel. omgev. sensor
Instelling JA: de toevoertemperatuur wordt gemoduleerd vol-
gens de correctie tussen de reële omgevingstemperatuur, die
gemeten wordt door de interne sensor van het toestel, en de
geprogrammeerde set omgeving
Instelling NEE: de toevoertemperatuur wordt constant op de
maximaal toegestane waarde behouden tijdens alle periodes
(beheer met hysterese).
Regel. exter. sensor
Installing JA: de maximale toevoertemperatuur (en de gemo-
duleerde, indien de modulatie met omgevingssensor inge-
schakeld is) wordt geregeld volgens de waarde van de bui-
tentemperatuur (indien er een externe sensor aanwezig is).
Hierbij wordt ook rekening gehouden met de waarden die in-
gesteld zijn voor de Klimaatcurve en de desbetreffende Offset.
Klimaatcurve
De helling van de geselecteerde klimaatcurve, gebruikt om de
toevoertemperatuur te moduleren in functie van de buitentem-
peratuur. De laagste en de hoogste limieten van de curves zijn
afhankelijk van de toevoerlimieten van de verwarmingsketel.
72
All manuals and user guides at all-guides.com
Offset klimaatcurve
Dit is de verticale verplaatsing van de klimaatcurve, waarmee
de berekende toevoertemperatuur gecorrigeerd moet worden.
Temp. Off in hysterese
Dit is de waarde die opgeteld moet worden bij de set omge-
vingstemperatuur, boven dewelke het systeem het verzoek
uitschakelt, uitsluitend tijdens de regeling bij hysterese (mo-
dulatie met omgevingssensor uitgeschakeld, maar met ge-
bruik omgevingssensor ingeschakeld).
Toevoertemperatuur
°C
90
K=9
K=8
80
70
60
50
40
30
20
20
15
10
5
NL
K=7
K=6
K=5
K=4
K=3
K=2
K=1
°C
0
-5
-10
-15
-20
Buitentemperatuur