• Selecteer met het instelwiel „6" het symbool voor de spanningsmeting „
korte signaaltoon.
• Verbind de beide meetpunten met het meetobject.
• De meetwaarde wordt op het LCD-scherm weergegeven.
• Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel het meetapparaat
uit. Draai daarvoor het instelwiel „6" in de positie „OFF".
f) Stroommeting
Omvat met de stroomtang altijd slechts een geleider. Als u meerdere leiders
omvat, krijgt u geen meetresultaat.
Door het continue magnetisme van de stroomsensor kan bij stroommeting
een geringe stroomwaarde in het LCD-scherm worden weergegeven, ook
wanneer geen leiding omvat wordt.
Stel de weergegeven waarde manueel op nul door gedurende minstens 2
seconden op knop „8" te drukken. Op het LCD-scherm verschijnt de waarde
„ZERO" (alleen mogelijk bij DC-meting).
• Indien aanwezig, verwijdert u de meetsnoeren van het meetapparaat voor de stroommeting.
• Selecteer met behulp van instelwiel „6" de functie voor de stroommeting
klinkt een korte signaaltoon.
• Open de stroomtang-sensor „1" met de openingshendel „5", omvat de leider die moet
worden gemeten en sluit de stroomtang-sensor „1" opnieuw.
• De gemeten stroom wordt op het LCD-scherm weergegeven.
• Neem de stroomtang-sensor „1" na de meting opnieuw van de leider en schakel het meetap-
paraat uit. Draai daarvoor het instelwiel „7" in de positie „OFF".
". Er klinkt een
of
. Er
61