C
afb. 9
C
afb. 13
LUCHTTOEVOER
Het is noodzakelijk dat de installatieruimte van de ketel voorzien is van een luchttoevoerleiding met een minimumdoorsnede van
80 cm², zodat het herstel van de verbruikte lucht voor de verbranding gegarandeerd wordt.
Om de leiding aan te brengen is de achterwand van de kachel voorzien van een opening die afgesloten is met een kapje (S - afb. 18)
Verwijder het kapje (S) en vertrekkende van de linkervoorkant van de kachel (nog zonder bekleding), schuif een fl exibele geplooi-
de aluminium leiding (niet bijgeleverd) op de opening van de buitenluchtinlaat (T - afb. 19-20).
Draai vervolgens de leiding om en steek ze door het gat (U - afb. 21) op de achterwand om de externe ruimte te bereiken.
De luchttoevoer, verbonden met de buitenlucht, dient voorzien te worden wanneer de kachel tegen de muur wordt geïnstalleerd.
In dit geval dient de luchtingang, waarvan de diameter ten minste 12 cm² moet bedragen, beschermd worden met een rooster.
De leiding moet minder dan 1 meter lang zijn en mag geen bochten vertonen.
Verder dient ze te eindigen met een gedeelte dat 90° omlaag gericht is of voorzien is van een bescherming tegen de wind.
S
afb. 18
INSTALLATIE
C
afb. 10
C
afb. 14
T
afb. 19
H
afb. 11
A
B
afb. 15
T
afb. 20
- 128
-
I
H
afb. 12
afb. 17
U
afb. 21