Het is mogelijk om het weerstation en/of de buitensensor te gebruiken met oplaadbare batterijen. Door de
lagere spanning (batterij = 1,5 V, oplaadbare batterij = 1,2 V) zal de bedrijfstijd en het weergavecontrast
echter aanzienlijk afnemen. Bovendien zijn oplaadbare batterijen zeer temperatuurgevoelig, wat de wer-
kingstijd van de buitensensor bij lage omgevingstemperaturen nog verder verkort. Wij raden daarom aan
alleen hoogwaardige alkalinebatterijen te gebruiken voor zowel het weerstation als de buitensensor en
geen oplaadbare batterijen.
Bij gebruik van de buitensensor in een kouder klimaat moeten lithiumbatterijen worden gebruikt, omdat
deze minder gevoelig zijn voor koude. Onder normale klimatologische omstandigheden zijn alkalinebatte-
rijen echter voldoende.
Batterijen in het weerstation plaatsen
2
• Open het batterijvakdeksel (9) aan de achterkant van het weerstation.
• Plaats drie batterijen van het type AAA (niet inbegrepen) in overeenstemming met de pooltekens (plus/+ en min/-)
in het batterijvak.
Het gebruik van de back-upbatterijen zorgt ervoor dat de gegevens behouden blijven, zelfs als er geen
stroomvoorziening is van de netvoedingsadapter. De batterijen van het weerstation worden gebruikt om
verschillende functies te voeden wanneer de netvoedingsadapter niet is aangesloten. Zo worden bijvoor-
beeld de tijd en datum, de maximale en minimale temperatuurwaarden en de weergegevens van de bui-
tensensor van de afgelopen 24 uur in het interne geheugen opgeslagen. Alarminstellingen en de kanaal-
informatie van de buitensensor blijven ook behouden als de netvoeding niet beschikbaar is. Let wel op dat
de batterijen van het weerstation bij gebruik op batterijen zeer snel leeg zijn (ca. 1 week).
• Na het plaatsen van de batterijen worden op het lcd-display alle displayelementen kort weergegeven.
• Sluit de deksel van de batterijhouder weer.
• Het weerstation begint na ca. 8 seconden het tijdsignaal (DCF) te zoeken.
• Open het batterijvakdeksel (L) aan de bovenzijde van de buishouder
(H) van de buitensensor. Draai hiervoor de enkele schroef van
het batterijvakdeksel los en draai de schroef met een geschikte
schroevendraaier los.
• Plaats drie AA/mignon-batterijen (batterijen zijn niet bij de levering
inbegrepen) met de juiste polariteit in het batterijvakje (let op plus/+
en min/-).
• Na het plaatsen van de batterijen zal de led-indicator (J) beginnen
te knipperen. De overdracht van nieuwe weergegevens wordt na
telkens 12 seconden uitgevoerd.
• Als de led-indicator (J) niet oplicht, controleer dan of de batterijen
functioneren en correct zijn geplaatst.
• Sluit het batterijvakdeksel weer. Zorg ervoor dat de afdichtring correct
is geplaatst. Dit is nodig om het batterijcompartiment waterdicht te
maken, anders kan er vocht in de sensor komen.
• Schroef het batterijcompartiment weer dicht.
61