Télécharger Imprimer la page

Montage - protech nitroXT4 Plan De Montage

Exclusief 2 kanaalsradiobesturingsset en batterijen

Publicité

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Gebruik uw telegeleide auto met een zekere verantwoordelijkheidszin, om eventuele materiele schade en of lichamelijk letsel te voorkomen, en lees de volgende
aanbevelingen. Houd altijd rekening met uw omgeving en de natuur.
Nooit uw auto laten rijden in de buurt van mensen of dieren.
Nooit uw auto gebruiken op de straat of openbare wegen, het model kan ernstige ongevallen veroorzaken in het verkeer. Houd steeds rekening met de omgeving en
de natuur. Vermijd het besturen van uw wagen in omgevingen waar het geluid storend werkt.
Gebruik uw auto nooit in de buurt van warmtebronnen of vlammen om ernstige ongelukken te voorkomen.
Gebruik uw auto steeds in open oppervlaktes of in ruimtes zonder veel obstakels. Hierdoor brengt men geen schade aan andere objecten of aan het model zelf.
Kijk uit dat er niemand in uw omgeving dezelfde frequentie gebruikt als uzelf. Dit kan tot stor ing of volledige oncontroleerbaarheid van het model leiden. Ernstige
ongevallen kunnen het gevolg zijn. Gebruik enkel speciaal voor de modelbouw samengestelde brandstoffen. Gebruik nooit brandstof van het pompstation of andere
brandstoffen die ontploffi ngs- en of brandgevaarlijk zijn. Lees steeds de veiligheidsvoorschriften voor het gebruik. Een verkeerdelijk gebruik van de brandstof kan
ernstige materiële en of lichamelijke schade aanbrengen. Enkel de gebruiker is persoonlijk verantwoordelijk voor het gebruik van deze produkten.
VOOR HET GEBRUIK
Na montage van de auto moet eerst de motor ingelopen worden. Kijk alle elementen van de auto goed na voordat men de auto laat rijden. De eerste ritten gebeuren
steeds traag en met een zekere voorzichtigheid.
1.
Controleer goed of alle schroeven, moeren en andere onderdelen goed vast zitten.
2.
Controleer of de batterijen van de zender en ontvanger nog goed zijn. Slechte of lege batterijen kunnen tot controleverlies van het model leiden.
3.
Regel de stuurservo en de stuurtrim zo af dat de auto mooi recht rijdt als de stuurknuppel in de neutrale positie staat.
4.
Controleer de neutraalstelling van het gasservo. Een verkeerde instelling kan het model op hol doen slaan.
5.
Controleer de instelling van de hoofdregelnaald. De motor mag niet gestart worden als de instelling niet juist gebeurd is.
6.
Controleer of het luchtfi lter en de uitlaat juist zijn gemonteerd. Nooit de auto laten rijden als één van deze beide elementen niet juist gemonteerd zijn. Dit kan
ernstige schade tot gevolg hebben voor de motor.
7.
Controleer of de brandstofslangen niet gescheurd of beschadigd zijn.
8.
Gebruik een weinig smeermiddel aan alle draaiende delen, scharnierpunten, lagers.
WARMTE, VUUR EN BRANDSTOF
De motor en uitlaat worden heel heet gedurende het gebruik van de auto en kunnen ernstige brandwonden veroorzaken als men deze elementen aanraakt.
Raak nooit de draaiende delen aan. Doordat deze elementen zeer snel draaien kunnen ze ernstige letsels veroorzaken.
Gebruik enkel brandstof voor de modelbouw gemaakt. Gebruik de brandstof enkel in goed geventileerde ruimtes. Houd de brandstof buiten het bereik van kinderen
of warmtebronnen. Vul de brandstoftank nooit als de startbatterij op de motor aangesloten is. De brandstof is toxisch, vermijd daarom elk contact met de huid en
ogen.
ONDERHOUD
De motor en uitlaat worden tijdens het rijden zeer warm, en kunnen ernstige letsels veroorzaken als men deze aanraakt. Laat steeds deze elementen voldoende
afkoelen, vooraleer men met het onderhoud van de auto aanvangt. Laat nooit brandstof in de tank staan. Rijd steeds de brandstoftank volledig leeg. Het is zeer
belangrijk de luchtfi lter goed zuiver te houden.

MONTAGE

1.
Schroef alle schroeven goed vast en gebruik borgmiddel op alle schroeven die metaal/metaal contact maken om lostrillen te voorkomen.
2.
Na een tijdje de auto gebruikt te hebben, controleer of alle schroeven nog goed vastzitten en of het differentieel nog voldoende gesmeerd is. Zoniet alle schro-
even aandraaien en het differentieel met vet vullen.
3.
Voor het gebruik, alle glijlagers van de wielen en aandrijving goed van olie voorzien.
4.
Tijdens de montage, niet vergeten de banden op de velgen te lijmen met sekondenlijm.
5.
Controleer regelmatig het niveau van de olie in de schokdempers.
HOE DE MOTOR TE STARTEN
1.
Vul de brandstoftank
2.
Draai de hoofdregelnaald van de carburator dicht om hem vervolgens met 2 toeren te openen.
3.
Druk 5 tot 6 maal op het pompje om de brandstof aan te zuigen.
4.
Sluit de gloeiplugstekker met zijn batterij op de gloeiplug aan. Laat de stekker op zijn plaats zitten en geef 50 % gas.
5.
Start de motor met korte trekjes aan de trekstarter. Trek voorzichtig met herhalende en korte trekjes. Trek het touw nooit verder als 25 cm.
6.
Als de motor niet start, ga dan niet verder ! Als de motor teveel brandstof heeft, draai dan de gloeiplug uit de motor en trek ongeveer 10 keer aan de trekstarter
tot de motor weer leeg is. Let op voor de ogen ! Blaas op de gloeiplug om het gloeidraadje van de gloeiplug te drogen. Hermonteer de gloeiplug en start terug
van stap 4.
HOE DE MOTOR INLOPEN
De motor moet eerst goed ingelopen worden alvorens met het model echt te gaan rijden.
Zoek een zuivere en goed geventileerde ruimte. Plaats het model op een verhoogje zodat de wielen vrij van de grond kunnen draaien.
Vul de brandstoftank en start het model zoals voorheen beschreven werd. Laat de motor op leegloop draaien tot de brandstoftank leeg is. Laat de motor afkoelen en
vul de brandstoftank opnieuw voor een nieuwe inloopsessie. Regel de gastrim zo dat de wielen niet aangedreven worden.
Na deze inloopperiode kan het model gereden worden. Dit dient traag te gebeuren voor een periode van 2 tot 3 tankvullingen.
Vermijd de volgas positie tijdens het inlopen.
Een nieuwe motor reageert minder snel op het gasgeven en het is zelfs mogelijk dat de motor afslaat tijdens het inlopen. In dit geval de motor herstarten en meer
progressief gas geven.
HOE DE MOTOR AF TE REGELEN
Draai eerst de hoofdregelnaald dicht om deze vervolgens met 2 toeren te openen. Nu kunnen we de motor starten. De motor zal veel roken, wat op een zeer rijke
afstelling duidt. Rij met de auto rechte lijnen.Om het toptoerental van de motor te regelen gaan wij de hoofdregelnaald dicht draaien, dit doen we met 1/8 toer per
keer. Als het toerental van de motor tijdens het rijden afneemt en de motor weinig of bijna geen rook meer verspreidt staat deze te mager afgeregeld.
Laat de motor vervolgens 10 sec op leegloop draaien, om vervolgens volgas te geven. Als de motor niet snel reageert, maar eerst sputtert om dan naar het volgas
regime op te lopen moet de onderste regelnaald een weinig ingedraaid worden. Dit doen we ook weer per 1/8 toer. Neemt de motor echter direct op, dan kunnen wij
de tegenregelnaald een ietsje opendraaien. De inregeling van de beide regelnaalden kan de afregeling beinvloeden. Regel de leegloopschroef zo dat de motor in de
leegloopstand een zo laag mogelijk toerental draait.
LET OP : OM DE LEVENSDUUR VAN UW MOTOR TE VERLENGEN IS HET STEEDS AAN TE RADEN DE MOTOR EEN WEINIG TE
XT4 - 3

Publicité

loading