8. Montage van de bijgaande
zuigslang
De zuigslang moet worden gemonteerd zoals
getoond in fi g. 3.
Zorg ervoor dat de kant aan de adapter (fi g. 1,
pos. 1 1) met de afdichtring (fi g. 1, pos. 12) het
toestel in wordt gedraaid.
9. Aansluiting op het net
•
De netaansluiting gebeurt op een veilig-
heidscontactdoos 230 V ~ 50 Hz. Zekering
minstens 10 ampère. Zorg ervoor dat het
stopcontact goed toegankelijk is.
•
Het aan-/uitschakelen gebeurt m.b.v. de
geïntegreerde schakelaar (zie fig. 1, pos. 2).
•
Tegen overbelasting of blokkering wordt
de motor beveiligd door de geïntegreerde
temperatuurbewaking. In geval van overver-
hitting wordt de pomp door de temperatuur-
bewaking automatisch uitgeschakeld en na
het afkoelen wordt de pomp opnieuw auto-
matisch ingeschakeld.
10. Montage van een
zuigleiding
•
Een zuigslang (plastic slang minstens 19 mm
(3/4") spiraalversterkt) rechtstreeks of via een
schroefdraadnippel ca. 33,3 mm (R1) buiten-
draad de aansluiting van de zuigleiding ca.
33 mm (R1 binnendraad) van de pomp op
schroeven (zie fig. 1, pos. 5).
•
De gebruikte zuigslang moet liefst voorzien
zijn van een zuigklep. Indien de zuigklep niet
kan worden gebruikt, moet een terugslagklep
in de zuigleiding worden geïnstalleerd.
•
De zuigleiding vanaf het wateronttrekkings-
punt tot naar de pomp stijgend plaatsen.
Vermijd zeker het plaatsen van de zuigleiding
boven de hoogte van de pomp, luchtbellen in
de zuigleiding vertragen en verhinderen het
aanzuigen.
•
Zuig- en drukleiding zodanig aanbrengen dat
Anleitung_4180301.indb 19
Anleitung_4180301.indb 19
NL/BE
die geen mechanische druk uitoefenen op de
pomp.
•
De zuigklep moet diep genoeg in het water
liggen zodat het drooglopen van de pomp
door daling van het waterpeil wordt verme-
den.
•
Een lekke zuigleiding verhindert door lucht
aanzuigen het aanzuigen van het water.
•
Vermijd het aanzuigen van vreemde voorwer-
pen (zand enz.); indien nodig een voorfilter
aanbrengen.
11. Montage van een
drukleiding
•
De drukleiding (moet minstens 19 mm (3/4")
zijn) dient rechtstreeks of via een schroef-
draadnippel ca. 33,3 mm (R1 buitendraad) te
worden aangesloten op de aansluiting van de
drukleiding ca. 33 mm (R1 binnendraad) van
de pomp (fig. 1, pos. 7).
•
Uiteraard kan mits overeenkomstige schroef-
koppelingen een ca. 13 mm (1/2") drukslang
worden gebruikt. Het debiet wordt door de
kleinere drukslang verminderd.
•
Tijdens het aanzuigen moeten de op de dru-
kleiding voorhanden zijnde afsluiters (spro-
eiers, kleppen enz.) helemaal opengedraaid
zijn zodat de in de zuigleiding aanwezige
lucht vrij kan ontsnappen.
12. Inbedrijfstelling
•
Plaats de pomp op een vaste en effen onder-
grond.
•
Vóór ingebruikneming dient u de pomp op de
ondergrond vast te monteren m.b.v. de
bevestigingsgaten voorzien in de voet van de
pomp (zie fig. 1, pos. 3).
•
De zuigleiding bedrijfsklaar aanbrengen.
•
Pomp via de watervulplug (fig. 1, pos. 6) met
water vullen tot aan de rand van het vulgat.
•
Tijdens het aanzuigen moeten de op de dru-
kleiding voorhanden zijnde afsluiters (spro-
eiers, kleppen enz.) helemaal opengedraaid
- 19 -
18.09.12 10:15
18.09.12 10:15