6
Onderhoud
Voor de inbedrijfstelling moet EN 12056-4 in acht genomen worden.
6.1
Onderhoudsinterval
Het onderhoud moet conform de normen met de volgende tussenpozen gebeuren:
1x per kwartaal bij installaties met bedrijfsmatige toepassing
1x per half jaar bij installaties in meergezinswoningen
1x per jaar bij installaties met particuliere toepassing
Visuele controle
De installatie moet elke maand door de exploitant worden gecontroleerd op werkbaarheid en dichtheid door twee schakel-
cycli te observeren.
6.2
Onderhoudswerkzaamheden
VOORZICHTIG
Vóór het openen van het reservoir zorgen voor voldoende ventilatie in de ruimte. Ontstekingsbronnen uit de buurt
houden en niet roken.
Zorgen dat de pomp(en) de temperatuur van de omgeving heeft (hebben) aangenomen.
VOORZICHTIG
Toe- en afvoerleidingen moeten voor aanvang van het werk geleegd en drukloos zijn.
Agressieve reinigingsmiddelen kunnen afdichtingen beschadigen. Reinigingswerkzaamheden met warm water en borstel
uitvoeren.
De pompflens (1) mag niet worden gedemonteerd.
Visuele controle
Controleren of alle installatiecomponenten volledig zijn, vastzitten, onbeschadigd en dicht zijn.
Afsluiters controleren
De afsluiter(s) moet(en) zonder belemmering en soepel kunnen worden bediend.
6.2.1
Installatie voor onderhoud voorbereiden
Toevoer afsluiten of zorgen dat er geen afvalwater kan toestromen.
De installatie leegpompen.
Of
Water toevoegen tot pomp 1 start.
Watertoevoer sluiten. De pomp loopt tot het vulpeil "minimum" is bereikt.
Of
Pomp via de besturingskast (handmatige besturing) laten draaien tot het reservoir leeg is.
VOORZICHTIG
Gevaar voor materiaalschade!
De pomp mag niet drooglopen.
Stroomvoorziening van de installatie onderbreken en borgen tegen onbedoelde hernieuwde inschakeling.
Eventueel aanwezige afsluiter in de persleiding sluiten.
Persleiding legen.
78 / 100
Opvoerinstallatie / Inbouw- en bedieningshandleiding
010-907