3. Gebruik
Regelingen en beschrijving van het frontpaneel
(1)
LCD: geeft de stroom en de uitgangsspanning van de master aan.
(2)
LCD: geeft de stroom en de uitgangsspanning van de slave aan.
(3)
Regeling voor constante spanning van de slave: draaiknop om de uitgangsspanning van de slave te
regelen.
(4)
"Constante stroom"-regeling van de slave: draaiknop om de uitgangsstroom van de slave te regelen
(om de stroombegrenzing in te stellen).
(5)
Voedingsschakelaar: drukknop om het toestel in of uit te schakelen. De indicator voor constante
spanning of constante stroom brandt wanneer het toestel is ingeschakeld.
(6)
"Constante stroom"-indicator van de slave of indicator voor parallelschakeling: deze indicator brandt
wanneer de twee regelbare uitgangen parallel geschakeld zijn of wanneer de slave-uitgang zich in
de "constante stroom"-mode bevindt.
(7)
Indicator voor constante spanning van de slave: deze indicator gaat branden wanneer de slave zich
in de "constante spanning"-mode bevindt.
(8)
Negatieve aansluitklem van de slave-uitgang: de negatieve pool van de uitgangsspanning is
verbonden met de negatieve aansluitklem van de belasting die wordt getest.
(9)
Aardingaansluiting van de behuizing: de behuizing is geaard.
(10)
Positieve aansluitklem van de slave-uitgang: de positieve pool van de uitgangsspanning is
verbonden met de positieve aansluitklem van de belasting die wordt getest.
(11/12)
Keuzeschakelaars voor de twee regelbare uitgangen: selecteren van onafhankelijke bediening,
parallelschakeling of serieschakeling.
(13)
Negatieve aansluitklem van de masteruitgang: de negatieve pool van de uitgangsspanning is
verbonden met de negatieve aansluitklem van de belasting die wordt getest.
(14)
Aardingaansluiting van de behuizing: de behuizing is geaard.
(15)
Positieve aansluitklem van de masteruitgang: de positieve pool van de uitgangsspanning is
verbonden met de positieve aansluitklem van de belasting die wordt getest.
(16)
"Constante stroom"-indicator van de masteruitgang: deze indicator gaat branden wanneer de
masteruitgang zich in de "constante stroom"-mode bevindt.
(17)
"Constante spanning"-indicator van de masteruitgang: deze indicator gaat branden wanneer de
masteruitgang zich in de "constante spanning"-mode bevindt.
(18)
Negatieve aansluitklem van de vaste 5VDC-uitgang: de negatieve pool van de uitgangsspanning is
verbonden met de negatieve aansluitklem van de belasting die wordt getest.
(19)
Positieve aansluitklem van de vaste 5VDC-uitgang: de positieve pool van de uitgangsspanning is
verbonden met de positieve aansluitklem van de belasting die wordt getest.
(20)
"Constante stroom"-regeling van de masteruitgang: draaiknop om de stroomwaarde van de
masteruitgang te regelen (instellen van de stroombegrenzing).
(21)
"Constante spanning"-regeling van de masteruitgang: draaiknop om de spanningswaarde van de
masteruitgang te regelen.
01.07.2009
PS230210
7
©Velleman nv