3. Plaats de kentekenplaat weer op de kentekenplaathouder.
4. Bedenk hoe u de voedingskabel van de camera, door het carrosserie van het voertuig,
naar de bedrading van de achteruitverlichting wil leiden. Schakel in geval van twijfel
professionele hulp in voor de installatie.
5. Sommige voertuigen kunnen een opening hebben waar de kabel doorheen kan.
Bijvoorbeeld de plek waar de kentekenplaatverlichting is gemonteerd. U kunt ook een
opening maken dicht bij de plek waar de voedingskabel bevestigd wordt aan de
camera. Als u eenmaal gekozen heeft waar de kabel de carrosserie van het voertuig
naar binnen zal gaan verwijder dan de camera. Als u een bestaande opening kunt
gebruiken, slaat u de volgende twee stappen over.
6. Voordat u een gat boort MOET U CONTROLEREN en nakijken WAT ZICH ACHTER DE
PLAATS BEVINDT WAAR U WILT BOREN. Als zich daar onderdelen van het voertuig
bevinden, zoals elektrische onderdelen of onderdelen van het brandstofsysteem,
moet u alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen om deze niet te beschadigen.
Verwijder de kentekenplaat en de camera voordat u gaat boren.
7. Plaats na het boren de meegeleverde doorvoertule in de opening en leidt de kabels
van de camera door de doorvoertule het voertuig in. U moet de doorvoertule
gebruiken om te voorkomen dat de metalen rand van de opening de kabel van de
camera beschadigt.
8. Bevestig de zender in de kofferbak. Sluit de voedingskabel van de camera en die van
de zender aan op de zender.
9. Nu moet u kijken naar de achteruitrijverlichting van uw voertuig. Draai de
contactsleutel in de accessoirestand, trek de handrem aan en zet de auto in zijn
achteruit. Kijk naar de achteruitrijlichten van het voertuig om te zien waar deze zich
bevinden; dit zijn de witte lichten. Om de 12V+ kabel van de achteruitrijlichten te
vinden moet de achterzijde van de achteruitrijverlichting toegankelijk zijn. Als u hulp
nodig heeft bij het vinden van de stroomkring van uw achterlichten neem dan contact
op met de fabrikant van uw voertuig voor de bedradingschema's van uw voertuig.
10. Als u de stroomkring van de achterlichten heeft gevonden moet u de voedingskabel
van de zender naar die plaats leiden. U moet de voedingskabel stevig vast zetten om
te voorkomen dat de kabel klem komt te zitten in een onderdeel van de auto zoals de
scharnier van de achterbakklep. Leid de kabel nooit langs de buitenzijde van het
voertuig!
11. Bij de meeste voertuigen zijn er twee
kabels aangesloten op de contactdoos
voor de achterlichten. Gewoonlijk is de
negatieve kabel zwart en de positieve
kabel gekleurd. Als u niet zeker bent van
de bedrading kunt u een 12 Volt
multimeter gebruiken. Deze meters zijn
verkrijgbaar bij de meeste winkels met
auto-onderdelen. Volg de aanwijzingen
van de fabrikant op voor veilig gebruik
van de multimeter.
34